Pierre Christin (86) overleden

3 oktober 2024 Overlijdens

Op 3 oktober 2024 is scenarist Pierre Christin overleden. Hij werd op 27 juli 1938 geboren en bereikte de leeftijd van 86 jaar. Hij zal het meest herinnerd worden door Ravian, die hij met tekenaar Jean-Claude Mézières naar de hoogste regionen van het sf-genre stuwde. Hij was tevens de scenarist van heel wat memorabele auteursverhalen. Hij werkte ook samen met Jean Giraud, Jacques Tardi, François Boucq en vooral Enki Bilal, voor wie hij een tiental albums heeft geschreven. De Jacht in de reeks Er Was Eens 'n Voorbijganger geldt als een stripklassieker. Met Bilal werkte hij ook het scenario voor diens film Bunker Palace Hotel (1989) uit.

Hieronder geven we je in een sliert weetjes en anekdotes een portret van Christin.

Jeugdvrienden maken sf-icoon

In zijn jeugd zag Christin zich lange tijd als een toekomstige schilder of tekenaar. Een ontmoeting met Jean Giraud in zijn puberjaren leerde hem snel zijn grafische grenzen kennen. Later, in het Turgot-lyceum werd hij vrienden met een paar Joden. Zij waren meer gecultiveerd en geletterd dan hem. Hij maakt op het lyceum kennis met het werk van de Franse filosoof-schrijver Jean-Paul Sartre en de schrijvers Louis-Ferdinand Céline en Boris Vian. Van deze laatste raakte hij zo gefascineerd dat hij eigenhandig een Engelstalige vertaling van zijn werk maakte. Het stond voor Christin vast: hij zou schrijver worden. Kansen kreeg hij als filmrecensent voor Les Cahiers du Cinéma.

Christin en Mézières kennen elkaar sinds 1943. Tijdens de oorlogsjaren moesten ze regelmatig vluchten naar schuilkelders bij vliegtuigalarmen. Het gevaar toch niet goed beseffend speelden de kinderen met elkaar in de kelders. Samen vergaarden ze in hun jeugd gemeenschappelijke herinneringen. Zo vertelde Mézières dat er op een nacht een Duitse vrachtwagen stopte bij een schooltje in de buurt. Een groep kleine meisjes werd ingeladen. Daarna zijn ze nooit meer teruggezien. Later snapte Mézières dat het om gevluchte Joden ging.

Na een universitaire studie politieke wetenschappen aan de Sorbonne in Parijs verkaste Christin begin jaren 1960 naar de universiteit van Salt Lake City in de Verenigde Staten om er colleges Franse literatuur te verzorgen. Hij onmoette er opnieuw zijn jeugdvriend Mézières die hij in de lagere schooltijd leerde kennen. Het is door hem dat Christin in de strip werd geïntroduceerd. Nog vóór zijn verhuis deed hij al vertaalwerk, bedreef journalisme en was een jazzpianist. Mézières was naar Amerika getrokken om er anderhalf jaar lang vooral te fotograferen. Een van zijn foto's diende als basis voor de schutbladen van de Franse albums van Blueberry. Mézières kon toen twee maanden lang bij Christin logeren. Verder deed hij er niet veel. Hij trok er wat rond zoals een cowboy, maar om wat geld te verdienen, maakte hij in 1966 op scenario van Christin een strip van zes pagina's, Le Rhum du Punch, die ze naar Giraud opstuurden. Hij maakte voor Pilote toen al Blueberry. Giraud legde de pagina's voor aan hoofdredacteur René Goscinny en die wilde ze wel publiceren. Ze stuurden losse experimenten en probeersels op naar Pilote, het overzeese, Franse striptijdschrift. Goscinny zag dat het goed was en publiceerde hun strips. Met de inkomsten kon het duo een ticket huiswaarts bekostigen. Bij zijn terugkeer in Frankrijk hertekende Mézières drie verhaaltjes en na ongeveer een jaar besloten hij en Christin om met Ravian te beginnen.

Goscinny hapte voor Ravian enkel toe omdat er een gat was voor sf in Pilote. Goscinny was geen sf-liefhebber (gelukkig las hij nooit Asterix 33: Het Geheime Wapen), maar zag er wel wat in. In 1967 verscheen het eerste korte verhaal in Pilote. Vandaag staat Ravian geboekstaaft als een Europese pionier in het genre: een van de allereerste sf-reeksen bestemd voor een groot publiek. De enthousiaste reacties van lezers zorgden er trouwens voor dat rosse Laureline opgepikt werd in de hoofdcast in plaats van een voorbestemd lot als eenmalig nevenpersonage. Voor de space opera-elementen vond Christin ideeën in het werk van sf-auteurs als Jack Williamson, Edmond Hamilton of Jack Vance.

Sense of wonder

Hoe je een scenario moet schrijven volgens de technische regels leerde Christin van de Belgische scenarist Jean-Michel Charlier (Blueberry, Buck Danny, Roodbaard,...). Nog vóór deze ontmoeting op Charliers kantoor van Pilote, erkende Christin al Charliers invloed (trouwens ook die van Jijé, voornamelijk dankzij Jerry Spring). Die indruk manifesteerde zich in het opzettelijk schrijven van aan Charlier tegengestelde scenario's met meer aandacht voor politiek en psychologie. Andere invloeden zag hij in Mad en de beginjaren van Hara Kiri in de jaren 1960.

In zijn beginjaren — en ook om enkel zijn stripschrijfsels mee te markeren — gebruikte hij het pseudoniem Linus, genoemd naar het personage uit Charles M. Schulz' Peanuts.

Christin was een van de eerste die sf uit het marginale pulpslop hielp. Hij was ook een van de eerste Franse lezers van sf-bladen en -boeken, een toendertijd nog marginaal literatuurgenre. Op Amerikaanse bodem leerde hij in tijdschriften zoals Fiction en Galaxie (waarin hij later zelf nog zou publiceren) de verhalen kennen van Isaac Asimov, Poul Anderson, Van Vogt, John Wyndham en later nog Dan Simmons. Hij ontdekte er het fameuze sense of wonder, het gevoel van verwondering dat net zo eindeloos lijkt als het universum. Neem daar nog een sterk veranderende wereld bij, met de opkomst van de burgerrechten, het feminisme, de underground, de beatniks, de rock en andere vormen van tegencultuur en dan heb je stof genoeg voor het vertellen van verhalen. Dat deed hij ook, al of niet met Mézières aan de tekentafel. Met Le Futur Est en Marche Arrière, gepubliceerd in 1975, en Les Prédateurs Enjolivés (1976) schreef hij twee bundelingen met verhalen en kronieken over een nakende toekomst waarin hij zijn ecologische en politieke visies kwijt kon.

Bilal en Mézières waren niet de enige tekenaars met wie Christin de eerste strippasjes zette. Voor Jacques Tardi schreef hij het scenario van zijn eerste stripalbum, Gerommel in de Rouergue, dat in 1971 in Pilote verscheen. Ook Jijé, Alexis, Annie Goetzinger (de reeks Agence Hardy), Giraud, Claude Auclair en François Boucq hebben nog scenario's van hem ontvangen.

Reizend de wereld rond

Een mindere periode kende Christin bij de overname van Dargaud in 1984 door de hevig katholieke, puriteinse Ampère-groep die de uitgeverij trachtte te moraliseren. Ravian was kop van jut. Het antiterrorisme in De Falangisten van de Zwarte Orde en het antisovjetisme in De Jacht vielen uiteraard in goede aarde, maar het atheïsme, zelfs anticlericale in de reeks Ravian stootte tegen de borst. En dan is er nog de knappe rosse heldin Laureline die de jonge lezertjes hun catechismusles zou doen vergeten. Bilal daarentegen werd plots bestempeld als een kopstuk van de pornografen in het fonds. Bilal verpestte de catalogus van de uitgeverij, vonden de mannetjes van Ampère. Christin koos eieren voor zijn geld en kwam bij Les Humanoïdes Associés terecht.

Een tijdlang reisde hij wekelijks van zijn woonplaats Parijs naar Bordeaux om er lessen journalistiek te geven. In 1968 richtte hij er eigenhandig een faculteit journalistiek op nadat hij er als professor werd aangesteld. De latere scenarist Eric Corbeyran heeft er een periode aan zijn zijde gewerkt als artistiek directeur voor de publicaties van Christin voor zijn studenten.

Een van zijn grote hobby's was fietsen, vooral in grootsteden als Parijs, Berlijn, het Russische Treptow, New York (in de Bronx) en Shanghai. Hij liet het niet na om ondertussen foto's te nemen die inspiratie boden voor zijn romans, geïllustreerde boeken of strips, zoals Lena (getekend door André Juillard) en zelfs voor buitenaardse wezens in Ravian. Hij observeerde graag mensen en situaties in hotels, luchthavens en stations waar hij toch vaak moest wachten. Andere vormen van inspiratie deed hij op door te reizen. Hij draaide er zijn hand niet voor om Patagonië te doorkruisen of de snelle Mekong-rivier in China af te varen. De Kalahari-woestijn staat op zijn veroveringskaart, net zo goed als het noordelijk halfrond waar hij in 1992 een lange rondreis maakte. Een tweede reis volgde in 1999, maar nu moest het zuidelijk halfrond eraan geloven. In L'Homme qui Fait le Tour du Monde (getekend door Philippe Aymond in 1994) kwamen deze reizen aan bod. Nogmaals in 2018, opnieuw getekend door Aymond, verscheen het reisalbum Est-Ouest.

Hij schreef strips, films, romans, novelles, toneelstukken, artikelen en essays. Zijn laatste stripalbum was Pigalle, 1950 met tekenaar Jean-Michel Arroyo. Het kwam in 2023  in het Nederlands uit bij Daedalus

Hij schreef ook nog zelf het in 2022 verschenen Ravian door...-album in een reeks met Ravian-verhalen door andere tekenaars. Virginie Augustin tekende dat album, Waar de Verhalen Ontstaan. Bij Sherpa verschijnen met mondjesmaat herdrukken van Ravian en Laureline in een luxueus jasje met bonuspagina's.

Hieronder: Pierre Christin door Enki Bilal.