Marc Sleen Museum wordt Huis Marc Sleen en Stichting Marc Sleen verdwijnt

4 september 2024 Algemeen

In 2009 werd in de Brusselse Zandstraat het Marc Sleen Museum ingehuldigd in aanwezigheid van Marc Sleen en de toenmalige koning Albert II. Wij waren toen aanwezig op de feestelijkheden. Een fotoreportage kan je hier terugvinden. Datzelfde museum wordt nu verkocht. Het betekent ook het einde van de Stichting Marc Sleen.

Volgens Bruzz mag het Stripmuseum, dat aan de overkant van de straat is gevestigd, de gelijkvloerse etage en de kelderverdieping waar Sleens werkkamer is overgebracht overkopen voor een bedrag ver onder de marktprijs. Noël Slangen, voorzitter van de Stichting Marc Sleen, maakte wel duidelijk dat daar voorwaarden tegenover staan: "Het pand zal de komende acht jaar Huis Marc Sleen heten, in die periode vinden er stripgerelateerde activiteiten plaats en moet de tekenstudio van Marc Sleen in de kelder op afspraak en bij evenementen toegankelijk zijn." Over acht jaar wordt de ruimte vrij beschikbaar voor het Stripmuseum. Slangen is ook bestuurder van dat museum en ziet er een ideale oplossing in voor het plaatsgebrek waarmee het Stripmuseum te kampen heeft.

Het Marc Sleen Museum kwam er op aandringen van Sleen. Hij had zelf geen kinderen en maakte zich zorgen over het lot van zijn geestelijke kinderen. In ruil voor een lijfrente en een budget van 725.000 euro van de Brusselse regering werd de Stichting Marc Sleen opgericht en gaf Sleen zo'n vijftienduizend originelen vrij die het nieuwe museum archiveerde en kon gebruiken voor een vaste en wisselende expo's.

De stripreeks Nero was toen al afgelopen. Ondanks vruchteloze pogingen om met pockets, integrales (anders dan de latere met de verhalen van Dirk Stallaert), speciale edities en bundelingen het oude werk in een nieuw jasje te stoppen, sloeg de reeks niet meer aan bij het grotere publiek. De verkoop was desastreus. Dat was ook al zo in de eindjaren toen Nero nog wel verscheen. Sleen kon zich in interviews enorm opwinden over de afwezigheid van zijn albums in krantenwinkels en andere verkooppunten, maar hij begreep niet meer dat zonder nieuwe albums veel reeksen in de vergetelheid raken.

Ook het museum was geen groot succes. De vooropgestelde 25.000 jaarlijkse bezoekers werd nooit gehaald. De meeste bezoekers van het Stripmuseum zijn trouwens geen Vlamingen en komen tot uit het verre buitenland. Een paar jaar geleden wou de Brusselse regering ingrijpen. Er was nog steun mogelijk tot 2022, het dubbele feestjaar met honderd jaar Marc Sleen en vijfenzeventig jaar Nero. Jaarlijks kreeg de stichting namelijk 200.000 euro, maar die subsidies zouden wegvallen.

De Knalgele Kubus, een initiatief van het Marc Sleen Museum om tekenaars in de dop dagelijks in een roulatiesysteem te huisvesten, kwam er in 2020 en verdween drie jaar later. Het concept is nu door het Stripmuseum overgenomen. Met nog een laatste spurt aan subsidies volgt er in 2025 een geplande expo rond Brecht Evens en twee uitgaven van jonge auteurs. Ook de opbrengst van de verkoop van het pand komt ten goede van de ondersteuning van jonge tekenaars, expo's en events. Het is de laatste rit naar de opheffing van de stichting. De auteursrechten en rechten op de figuren van Sleen worden volgend jaar vrijgegeven en komen in handen van een fonds van de Koning Boudewijnstichting, waar het werk van auteurs als François Schuiten bij leven en Didier Comès na zijn dood al in zijn ondergebracht. De Koning Boudewijnstichting zal voortaan ook de originelen beheren. De rechten brengen nog jaarlijks 20.000 tot 60.000 euro op, volgens Noël Slangen.

Wat er met het bureau van Sleen gebeurt, staat nog niet vast.

Bron: Bruzz — © foto's: Raymond Lagae

Hieronder: Een selectie met al dan niet eerder gepubliceerde foto's van de opening van het Marc Sleen Museum en het feestje achteraf. Op de foto's prijken onder meer de Brussels politicus Guy Vanhengel, Ferry, Sleens weduwe Catharina Kochuyt, Jean-Pol, Jan Bosschaert, Merho, Hec Leemans, François Walthéry, Urbanus, Dirk Stallaert, de inmiddels overleden Stripschrift-hoofdredacteur Arco van Os en Sleen-kenner Yves Kerremans.