Willy Linthout

“Tot nu toe ben ik niemand tegen­­gekomen die in dezelfde geest kan schrijven. Dat vind ik het grootste probleem.”

29 oktober 2012 Plateninterviews
door David Steenhuyse en Koen Claeys
 

Al dertig jaar schotelt Willy Linthout ons, samen met komiek Urbain Servranckx (beter gekend als Urbanus), de knettergekke avonturen van Urbanus voor. Het is ondanks of dankzij de anarchistische, absurde humor een klassieke stripreeks geworden waar maar geen sleet op lijkt te komen. De verschijning van het honderdvijftigste album en de complete bundel van Wat Wij Moeten Weten leken ons een goed excuus om richting Lokeren te trekken, de thuisbasis van Linthout. Bij een smaakvol glas Cesar Tripel liet de gastheer zich zeer gewillig onderwerpen aan een commentaarinterview. Aan de hand van onze selectie passeren vragen én antwoorden over Linthouts professionele leven vóór Urbanus tot het leven van Urbanus na Linthout.

Getekend Leven (Robert Crumb / Aline Kominsky)

Linthout: “Ah, Robert Crumb! Ik vind dat schitterend. Als er iemand een groot voorbeeld is voor mij, dan is het wel Robert Crumb. Die kan ongelooflijk goed tekenen. Ik heb die eens bezig gezien: zonder potloodschetsen tekent hij prachtige vrouwen. Ze zijn dan wel altijd dik en zwaar, maar nooit overdreven. Ik vind dat zijn vrouwen op die manier net nog aantrekkelijk blijven. Crumb heeft eens in stripwinkel Lambiek een tekening voor mij gemaakt: een mooi zelfportret van hem al wandelend door Amsterdam met drie vrouwen aan zijn zijde. Die bijbelverstripping (Genesis, nvdr) vond ik onleesbaar, dat trok op niks. Ik hou meer van zijn autobiografische strips en Fritz the Cat. Ik ben een groot bewonderaar van Crumb. We zijn meteen met het beste begonnen. Beter kan niet.”

 

Is Crumb een grafische inspiratie ­geweest?

Linthout: “Nee... nee. Maar toen ik in Amerika voor Jaren van de Olifant een gepaste uitgever zocht, kreeg ik tot mijn verbazing meerdere keren te horen dat ik een soort primitieve Crumb-stijl had. Dat vond ik wel leuk. Het is wel een bron van inspiratie maar ik denk dat ik het wel meer bij Willy Vandersteen en Marc Sleen zoek, vooral Sleen.”

Luc Leroi: Kiezeltje, Wat ‘n Mooie Steen, Hé! (Jean-Claude Denis)

Linthout: “Denis is de tekenaar.”

 

Weet je waarom we deze gekozen hebben? Je moet er wel een paar ­decennia voor terugkeren. Het gaat niet om de pagina op zich maar om de pagina die ernaast stond.

Linthout: “Nee.”

 

Oorspronkelijk is die verschenen in het maandblad Wordt Vervolgd.

Linthout: “Ah ja, dat was een strip van mij die ernaast stond.”

 

Nog vóór het debuut van de Urbanus-strip werd je blijkbaar ­gepubliceerd tussen artiesten als François Bourgeon en Jacques Tardi.

Linthout: “Daarvóór heb ik met zelfgemaakte kleibeeldjes van Kuifje op de cover van het weekblad Kuifje gestaan. Dat vond ik fantastisch. Onmiddellijk daarna heb ik een parodie op Nero getekend en vóór Urbanus stond ik inderdaad ook nog in Wordt Vervolgd. Dat was wel een eer, hé! Wordt Vervolgd had een wedstrijd uitgeschreven en ik was met de strip Wooden Heart een van de drie winnaars. Ik vond het fantastisch om daar in te staan. Dat betaalde slecht: 2.000 frank (50 euro), dat weet ik nog. Maar daar ging het natuurlijk niet om, hé. Niet veel later ben ik dan met Urbanus begonnen. De redactie van Wordt Vervolgd vroeg me om er eens iets van op te sturen, maar ik heb daarop meteen geantwoord dat het echt niet geschikt was voor hen.”

De Seksmaniak en Hypnose, twee gags die respectievelijk in Wordt Vervolgd nummer 31 (juni 1983) en 32 (juli/augustus 1983) verschenen. Daaronder: In Kuifje nummer 32 van 1983 verscheen een artikel van Marvano over de 29-jarige metaal­bewerker Willy Linthout, die driedimensionale Kuifje-figuren maakt.

 

 

 

Dus Urbanus had evengoed bij Casterman kunnen verschijnen?

Linthout: “Ja, maar ik zag dat niet zitten omdat ik vond dat het daar toen niet paste. Ik zat toen bij Loempia, dat destijds door Jef Meert werd opgericht om de Urbanus-strips uit te kunnen geven. Amai, dat waren echt schitterende tijden. Ah... gij laat mij een plaat zien voor de plaat die ernaast stond...” (lacht)

 

Ondertussen ben je net zoals Denis, die begin 2012 nog de grote prijs van Angoulême kreeg, een gelauwerd auteur.

Linthout: “Niet in die mate, maar ik heb inderdaad wel al een paar successen gehad. Denis vind ik wel goed hoor.”

"Eerlijk gezegd vind ik Kuifje de bekendste, maar ook de meest overroepen strip die er is. "

De Avonturen van Kuifje: Kuifje in Afrika (Hergé)

Linthout: “Ah, Kuifje is daar! (lacht) Eerlijk gezegd vind ik Kuifje de bekendste, maar ook de meest overroepen strip die er is. De Blauwe Lotus heb ik ­altijd het beste album gevonden. Onlangs had ik zin om nog eens De Blauwe Lotus te lezen. Ik dacht dat dat plezierig ging zijn. Ik vond dat nu nogal gedateerd. Hoewel, deze pagina vind ik eigenlijk wel gezellig. Volgens mij lopen er tegenwoordig zeker nog honderd ­tekenaars rond die even goed kunnen tekenen als Hergé. Persoonlijk vind ik dat nu niet de absolute top. Ik vind dat zelfs een beetje saaie strips. Die animatiefilm van Steven Spielberg vond ik dan wel weer goed.”

 

Omdat het moderner oogt?

Linthout: “Tja... Het is een dode reeks waaraan men nog altijd probeert te d­uwen en trekken. Als je dan een internationale film krijgt, heb je blijkbaar genoeg geduwd en getrokken. Ik weet niet of dat de verkoop van de albums enorm gestimuleerd heeft. Ze blijven vastzitten bij die oude dingen. Vroeg of laat zal dit de uitgevers zuur opbreken. Dat is ook zo bij Standaard Uitgeverij. Al de tekenaars van reeksen die echt goed verkopen zijn op pensioengerechtigde leeftijd. Er zou meer moeten gewerkt worden met nieuw talent, vind ik.”

 

Zou je graag een opvolger zien voor Urbanus?

Linthout: “Ik denk dat het bij mij stopt. Er heeft zich nog niemand aangeboden, maar eigenlijk gaat het niet om de tekeningen. Die typische humor kan volgens mij door niemand anders gebracht worden. Die verhalen zijn zo speciaal. We waren voor Urbanus bezig om ­tekenfilms te laten maken en toen boden een aantal mensen zich aan met scenario’s. Die waren zo rotslecht dat we al gauw tot de conclusie kwamen dat we alles zelf gingen moeten doen. Daarmee is dat tekenfilmproject een beetje op de lange baan geschoven. Tot nu toe ben ik niemand tegengekomen die in dezelfde geest kan schrijven. Dat vind ik het grootste probleem.”

 

Dan lees je in De Morgen (van 11 oktober 2012) zo’n opmerking van Peter Quaghebeur, topman van WPG Uitgevers België (sinds 2020 CEO van Mediafin die de zakelijke kranten De Tijd en L'Echo uitgeeft), dat strips als Largo Winch evengoed in China of Peru kunnen worden getekend en geschreven.

Linthout: “In China is het gene vette zulle qua stripauteurs. In Peru en China zijn er trouwens bijna geen striptekenaars. Het is in Japan dat ze zitten, dus hij was nog mis ook. Ik verschoot een beetje van die uitspraak. Ik sta er niet achter. (lacht) Maar volgens mij zei hij dat om te lachen.”

 

Het is wel grappig dat je die pagina van Kuifje zo “gezellig” vindt, terwijl het uit een politiek beladen strip komt. Hergés houding ten opzichte van de zwarten was nogal fout.

Linthout: “Och! In Urbanus loopt er ook een neger rond met dikke lippen. Da’s flauwekul, jong!”

 

Heb je daar nooit een opmerking over gekregen?

Linthout: “Nooit een opmerking ­gekregen omdat ons negertje dikke lippen heeft! Ik vraag me af of Moulinsart niet zelf achter die heisa rond Kuifje in Afrika zit om de boel ­levendig te houden. Telkens een neger een proces aanspant, komt Kuifje weer onder de aandacht. 'Neger' mag ik eigenlijk ook niet zeggen, het moet 'zwarte' zijn, hoewel ik dat erger vind dan 'neger'.”

Botswana, het zwarte personage uit de stripreeks Urbanus.

 

 

Was het Urbanus-album Pedo-Alarm geen bewuste poging om in het nieuws te komen?

Linthout: “Goh! Met pedofilie in het nieuws komen, ik weet niet of dat nu direct mijn doel is." (lacht)

 

Bij Merho is het gelukt met de Kiekeboes-strip Schijnheilig Bloed.

Linthout: “Ja, maar die heeft daar een echte pedofiele bisschop in gestoken en dat zou ik nooit doen. In het Urbanus-verhaal is het één groot misverstand. Dat vind ik wel een groot verschil. In mijn strip staat er niks in dat ook maar een beetje naar ­pedofilie ruikt. Ik vind het gewoon leuk om tegen heilige huisjes te schoppen.”

 

Weet je tot hoever je kan gaan?

Linthout: “Nee. Ik zal dat ondervinden als ik ooit eens ambras krijg. Indertijd, toen Standaard Uitgeverij Loempia opgekocht had, hebben ze één telefoon gekregen die zei dat het een schande was dat ze die vettigheid uitgaven. Men is tegenwoordig ook al veel gewend met het internet en zo.”

 

Hebben Urbain en jij al aan zelf­censuur gedaan tijdens het schrijven van de strip?

Linthout: “Ooit heb ik eens zelf een halve pagina eruit gegooid omdat ze daarop met een fietspomp drugs in de neus aan het spuiten waren. Ik vond dat de triestigheid van het drugsgebruik het grappige oversteeg en dan zit het niet goed. Er gebeurt binnenkort wel iets met hasj in Urbanus, maar deze keer zat de humor wel op z’n Urbaans goed. We werken puur gevoelsmatig. Als wij vinden dat het kan, dan kan het en als we vinden dat het niet kan, dan kan het niet.”

 

Er verscheen dit jaar een eerste ­omnibus van Urbanus.

Linthout: “Ik denk dat er jaarlijks een zal verschijnen. Ik vind dat vreemd om te zien: een dikke bundel met mijn amateuristische tekeningen uit die beginperiode.”

 

Voor ons was het een herontdekking.

Linthout: “Ik heb dat nog gehoord.”

 

Je speelde ook nooit in op de actualiteit wat de houdbaarheid, zelfs na dertig jaar, ten goede kwam.

Linthout: “Het enige wat we deden waren uitzonderlijke gastrolletjes voor mensen als koning Boudewijn, Armand Pien en Jan Theys. Die mensen zijn ondertussen al overleden, maar voor de rest speelden we zeker niet in op politiek actuele toestanden. Dat interesseert me trouwens geen snars. Allez, next!

Maus (Art Spiegelman)

Linthout: “Maus, daar geraak ik niet door.”

 

Spiegelmans moeder is indertijd ­gestorven door zelfdoding, iets ­waarover hij het heeft in het laatste prentje van deze pagina.

Linthout: “Serieus? Dat wist ik niet.”

 

Wat steekt jou zo tegen aan Maus?

Linthout: “Er steekt mij niks tegen, maar het is flauw getekend, er is te veel tekst, het interesseert me gewoon niet. Het is mijn ding niet. Ik heb al van veel mensen gehoord dat ze Maus gekocht hebben, maar wanneer ik vraag of ze het gelezen hebben dan zeggen ze van niet. Ik wil strips lezen voor mijn plezier. Misschien ben ik mis.”

 

Zijn er andere tekenaars waarvan je hun werk links laat liggen omdat je de tekenstijl te simpel vind?

Linthout: “Voor de tekenstijl zal ik nog niet rap iets laten liggen. Ik zal het altijd wel proberen te lezen. Daarom heb ik Maus ook gekocht, maar na tien pagina’s heb ik het aan de kant gesmeten omdat het me niet interesseert.”

 

Slechts tien? Interesseert de thematiek van de kampen je niet?

Linthout: “Ik vond dat gewoon niet goed geschreven, niet interessant ­gemaakt. Het lag me totaal niet. Nu heb ik zopas die integrale gekocht van Manu Larcenets De Dagelijkse Worsteling. Ik hou wel van die kleine dikke boekskes, maar ik geraak daar ook niet door, hé. Ik vind dat saai. Tja, kijk, er moeten verschillende smaken zijn, hé.”

 

We hebben binnenkort een interview met Larcenet. We zullen het hem doorgeven.

Linthout:Blast heb ik ook gelezen. Er zaten daar wel een paar originele ideeën in, maar vanaf het tweede boekje kon het mijn aandacht niet meer vasthouden. Dat wil daarom niet zeggen dat De Dagelijkse Worsteling of Maus slecht is, het wil enkel zeggen dat het mij niet kan boeien.”

 

Maus is een molensteen rond de nek van Art Spiegelman. Zijn latere werk wordt er steeds mee vergeleken. Was jij nu begonnen met De Jaren van de Olifant, je zou toch een heel ander parcours afgelegd hebben.

Linthout: “Dat zal wel. (nuchter) Ik heb ook nadeel ondervonden van de erfenis van Urbanus toen De Jaren van de Olifant verscheen. Ik werd erop aangesproken dat ik dezelfde stijl gebruik, terwijl het niet dezelfde stijl is. In Amerika werd het boek als verrassend en verfrissend beschouwd. In het buitenland was dit mijn debuut en werd ik enkel daarop beoordeeld. Dat was wel interessant.”

 

Je kreeg zoals bij Maus af en toe de kritiek dat de tekeningen te simpel zijn voor de tragiek die wordt ­o­­vergebracht.

Linthout: “Inderdaad. Ik vond dat onterecht omdat het mijn verhaal was, iets wat mij was overkomen, en ik breng het over met mijn tekeningen. Hoe echter kan het zijn?”

 

Het heeft waarschijnlijk ook te maken met de potloodtekeningen die niet geïnkt zijn.

Linthout: “Ik vond het plezierig om het zo eens te doen. Voor een keer zijn het mijn tekeningen die gedrukt worden en niet die van Steven de Rie (Linthouts assistent, nvdr). De mensen zien altijd de tekeningen van de ­inkter.”

 

Er heerst ook een misverstand dat jij enkel de tekeningen levert voor Urbanus.

Linthout: “Dat hoor ik geregeld. Het is zo dat ik voor bijna al de Urbanus-strips het plot gemaakt heb en die overleg met Urbain. Hij leest dat dan een keer of twee, dan geeft hij zijn commentaar en wordt er in onderling overleg eventueel wat aangepast. We zitten dan hier aan tafel samen de teksten te verzinnen. Er zijn inderdaad veel mensen die denken dat Urbain al die teksten verzint, maar dat is niet zo. (bekijkt de pagina van Maus nog eens goed) Maar dit vind ik feitelijk nog een goede ­pagina, met al die doden, misschien moet ik het nog eens een kans geven.”

 

MetaMaus, een dikke making-of met een ellenlang interview, laat je dan ook aan je voorbijgaan.

Linthout: “Dat interesseert mij niet. Zo diep ga ik niet op strips in. Ik wil me gewoon amuseren. Dat is alles.”

 

Zie je de mogelijkheid voor een ­interviewboek van Linthout?

Linthout: “Als er iemand de drang voelt om zo’n interviewboek te maken van mij moet hij me maar komen interviewen. Het maakt me allemaal niet uit.”

Mickey Mouse Volume 3: High Noon at Inferno Gulch (Floyd Gottfredson)

Linthout:Mickey Mouse door Floyd Gottfredson, da’s prachtig hé! Helaas zijn die tekeningen en die teksten in de uitgave van Fantagraphics allemaal zo petieterig. Ik heb het tweede ­volume niet gekocht omdat ik het niet kan lezen. In de Franse uitgave zijn ze ook zo klein, er staan er wel meer op één blad en ze zijn ingekleurd.”

 

Zijn ze oorspronkelijk niet zo in de kranten verschenen?

Linthout: “Dat is niet waar. Nee dat was veel groter.”

 

Begin je door ouderdom al last te krijgen van je ogen?

Linthout: “Ja. Er is nog zoiets wat ik hierdoor niet kan lezen, hoewel ik het wil lezen.” (denkt na)

 

Chris Ware?

Linthout: “Ja, Chris Ware. Dat zijn ook altijd van die piepkleine teksten en gefriemel. Er is altijd wel een oplossing. Zo waren er van die heel kleine Franstalige mangaatjes van Osamu Tezuka uitgegeven en ik heb daar dan een vergrootglas voor gekocht. Ik zat dan op café manga’s te lezen met een vergrootglas. Dat doe ik dan héél uitzonderlijk, voor zaken die ik super-super-goed vind. Deze Mickey Mouse vind ik magnifiek geschreven en getekend. En in die tijd durfden ze echt nog. Er zit ook schwung in die strip zoals in de tekenfilms van Mickey Mouse destijds. Steamboat Willy (het allereerste Mickey Mouse-kortfilmpje, nvdr) is geniaal. Dat is echt mijn ding.”

Nero: De Hoed van Geeraard de Duivel (Marc Sleen)

Is de cover van Urbanus deel 150 een ­hommage hieraan?

Linthout: “Dat was toevallig tot stand gekomen. Ik zag De Hoed van Geraard de Duivel en doordat er ook scène met een boomstam en krokodillen in ons verhaal voorkomt, vond ik het wel passend om eens een hommage te maken aan deze prachtige strip. Dit album van Nero blijft echt grappig.”

 

Het is indertijd al improviserend tot stand gekomen voor de dagelijkse krantenpublicatie en toen Urbanus ­destijds in het weekblad Joepie werd voorgepubliceerd had ik het gevoel dat je ook op die manier werkte. Op het eind kwam alles dan perfect samen waardoor je inzag dat er een zekere logica in zat.

Linthout: “We werken niet à l’improviste, maar het is wel de bedoeling dat de lezer zo’n gevoel heeft. De strips van Luc Cromheecke hebben dat ook. Je moet wel weten dat hij een ganse week aan één blad werkt, terwijl het er allemaal op gesmeten lijkt te zijn. De scenario’s van Urbanus zijn zeer doordacht. In tegenstelling tot vroeger gaan we niet meer over een nacht ijs.”

 

Is Urbanellalala, een van de populairste albums, een voorbeeld van een verhaal dat rap op papier stond?

Linthout: “Dat hebben we op één dag geschreven. Urbain kwam toe rond 2 uur in de middag en we hebben ­geschreven tot 2 uur ’s nachts. We hadden een boek in één dag gescheven. In die tijd hadden we wel geen rode draad. Nu heb ik het plot altijd op vier à vijf pagina’s getypt en dan weet ik wat er op welke pagina moet gebeuren. Ik zeg dan: 'Urbanus loopt met zijn kruiwagen in Tollembeek. Maak daar eens een grapje mee.' Urbain is heel goed in het aanbrengen van grapjes. Sleen is mijn held.”

 

Hij was wel meer een tekenaar van krantenstrips en de albums waren ­bijkomstig.

Linthout: “Ik wou dat ook zijn, maar ze willen me niet in de kranten. Ik krijg toch geen aanbiedingen, ­misschien willen ze me wel. Het heeft destijds wel gestaan in JoepieDag Allemaal, Het Laatste Nieuws, Panorama,...”

 

Waarom gebeurt dit nu niet meer?

Linthout: “De hoofdreden was volgens mij dat de meeste tijdschriften en kranten extra dingen wilden van Urbanus omdat we op hun pagina’s stonden. Dat wrong heel erg dikwils. We waren natuurlijk ook wel eens stout en misschien konden sommigen daar soms niet tegen en kregen ze wel eens een kwade brief, ik weet dat eigenlijk allemaal niet.”

 

Uiteindelijk heb je nu met de albums wel die artistieke vrijheid.

Linthout: “We zijn vrij en dat is wel plezierig. De uitgeverij bemoeit zich niet met de inhoud. Ze laten ons doen. Tenzij ik enkele blote tetten op de cover zet, dan krijg ik miserie. Het gebeurt zelden dat ze bezwaren hebben bij de covers, maar inhoudelijk mag ik doen wat ik wil.”

 

Kan je een voorbeeld geven van een cover die geweigerd was?

Linthout: “Een halfjaar na de ramp van Enschede heb ik een cover gemaakt voor De Laatste Hollander met op de achtergrond een molen die in brand staat. Die heeft de uitgever niet willen gebruiken, terwijl ik me afvroeg wat een brandende molen met Enschede te maken had. Ik wou die cover dan gebruiken voor een luxe-­uitgave, maar dat mocht dan ook weer niet. Dat vond ik persoonlijk overdreven. Ik weet niet meer om welk album het gaat, maar er was ook eens een cover met nonkel Filemon op de cover die denkt aan een negerin. Ik had in een denkballon een negerin getekend met blote borsten, maar dat kon ook niet. Ik herinner me ook nog een halve pagina waarop Urbanus zegt dat de uitgeverijen en de kranten zijn gat ­konden kussen, waarna hij zijn broek afsteekt en we de afdruk van twee ­lippen op zijn kont zien. Dat hebben ze niet in de krant willen zetten en ik heb iets anders moeten tekenen.”

 

Van wie waren die lippen?

Linthout: “Dat weet ik niet meer... Misschien van juffrouw Pussy.”

Plastic Man (Jack Cole)

Linthout: “Dat zijn heel goede, leuke verhalen. Zo’n elastisch personage, ik heb daar ook al eens iets mee gedaan. Zo heeft Urbanus lange armen in De Glanskonten geloof ik.”

 

Op de eerste cover zien we dit ook al.

Linthout: “Klopt, Gigippeke van Meulebeik met haar lange armen. Jack Cole weet daar altijd zeer originele dingen mee te doen. Hij heeft ook zelfdoding gepleegd. Hij was gestopt met Plastic Man en is cartoons beginnen maken voor Playboy. Hij begon dan aan de krantenstrip Betsy and Me, maar er moet dan iets zijn misgelopen, want enkele maanden later bracht hij zichzelf om het leven. Ik weet niet of het iets te maken had met het losbandige leven in de Playboy Mansion.” (Jack Cole schoot zichzelf in 1958 door het hoofd, de afscheidsbrief aan zijn echtgenote is nooit publiek gemaakt. In de brief aan zijn goede vriend en baas Hugh Hefner schreef hij dat hij niet langer kon leven met zichzelf en anderen pijn aandoen, nvdr)

 

De beste verhalen van Jommeke zijn ook deze waarin er transformaties met lichamen zijn.

Linthout: “Ik moet toegeven dat ik Jommeke nooit uitgelezen kreeg.”

 

Je bent opgegroeid met Nero en niet met Jommeke?

Linthout:Jommeke stond bij ons in de krant, dus ik moest dat wel lezen, ik had niets anders. Maar dat was zeer tegen mijn zin.”

 

Blijkbaar was je als kind al een dwangmatig striplezer.

Linthout: “Ja, alles wat ik in handen kon krijgen, las ik. Nu nog. Ik lees massa’s strips. Het is mijn hobby. Vanaf dat ik kon lopen las ik strips. Dat is mijn lust en mijn leven.”

 

Heb jij nog tijd om te lezen?

Magda Linthout: (antwoordt in Willy’s plaats) “Hij werkt heel weinig.”

 

En toch produceer je nog vijf albums per jaar.

Linthout: “Vijf albums en dat nog. (slaat op Wat Wij Moeten Weten) En dan nog scenario’s voor anderen schrijven. Een Urbanus-pagina is altijd tegen de middag klaar. De namiddag gebruik ik om nog wat te verzinnen, de boekhouding te doen, wat te lezen op café,... Ik neem altijd strips mee op café.”

 

Je bent geen onbekende in Lokeren.

Linthout: “Dat is gewoon mijn manier van leven. Soms zit ik daar ook scenario’s te schrijven met mijn broer. Wat Wij Moeten Weten is voor een groot stuk geschreven op café. Roboboy is helemaal geschreven op café.”

De Vrouw van Mijn Dromen (François Walthéry + Fritax)

Onze vriend François Walthéry die ondertussen al vijftig jaar in het vak zit.

Linthout: “Het is wel degelijk van Walthéry, denk ik, en niet van Bruno Di Sano.”

 

Het gaat om een erotisch niemen­­dalletje waarvan de potloodtekeningen niet werden geïnkt “om te benadrukken dat het om een louter ­artistiek project gaat”.

Linthout: “Het ziet er mottig uit. Ik vind Walthéry een fantastisch tekenaar en trouwens ook een zeer vriendelijk mens. Met het overlijden van mijn zoon heeft hij me een brief geschreven, hoewel hij me amper kent. We hebben mekaar een paar keer op stripbeurzen ontmoet en dat klikte wel. Ik heb dan drie jaar geleden een veiling georganiseerd voor Shangrila Home in Nepal, een opvangtehuis voor straatkinderen, waar mijn vrouw bij betrokken is. Er is daar een kamer, Sam’s Room, die naar onze zoon is ­genoemd. Walthéry heeft voor die ­veiling een tekening bijgedragen en Hec Leemans heeft ze gekocht. De cirkel is rond: Hec koopt de tekeningen van Walthéry. Die strips van Walthéry zijn zeer ­grappig. Hij heeft wel een kleine productie.”

 

Dat zou je denken, maar hij heeft toch al heel wat strips getekend.

Linthout: “Er zijn veel strips, zoals Rubine, die hij maakt met de hulp van andere tekenaars en ik vind dat je het eraan ziet. Die hebben die schwung niet en het resultaat oogt dan minder mooi. Ik vind Rubine niet zo’n goede reeks. Ik vraag me eigenlijk af waarom hij niet meer Natasja’s maakt. Zitten er geen in de pijplijn?”

 

Jaja, hij is er mee bezig. Hij is natuurlijk gekend door zijn mooie stripvrouwen. Was juffrouw Pussy een bewuste zet om de Urbanus-reeks een hoger babegehalte te geven?

Linthout: “Nee! Totaal niet! Steven de Rie, de inkter, geeft tekenles. Hij heeft me al honderd keren gezegd dat zijn leerlingen vragen om meer juffrouw Pussy. Ik vermoed dat hij haar graag inkt. Dus steek ik af en toe een flinke dosis juffrouw Pussy in de strip.”

 

Het is niet zo dat ze bedoeld was als eenmalig personage.Linthout: “Nee, dat ook niet. Het is wel een dankbaar figuur om mee te werken.”

De bij de jeugd populaire juffrouw Pussy, de babe in de stripreeks Urbanus (uit Urbanus 149: De Cesar van Cesar).

 

 

Zijn er nog zo’n nevenpersonages die een eigen leven zijn gaan leiden?

Linthout: “Nabuko Donosor! Ik geloof dat er ergens tussen mijn toekomstige scenario's trouwens nog een nieuw ­album rond Nabuko Donosor zit.”

 

Hij heeft twee verschillende oorsprongen in de reeks: in het begin was hij een Hittentit en later bleek zijn moeder tijdens de bevalling tussen een poort gekneld te zijn geweest waardoor hij in twee delen werd geboren.

Linthout: “Er zit geen logica in. En niemand weet of het een manneke of een meiske is. Op een bepaald moment had hij een tweelingzus. Zij had een krulletje op haar staart. Nabuko Donosor is op een bepaald moment vervangen door zijn zus en Steven heeft een paar albums lang dat krulletje blijven zetten, maar nu is het er niet meer.”

 

Waar komt die grote Nabuko Donosor in je tuin vandaan?

Linthout: “Ik heb die cadeau gekregen van mijn vrouw, Magda, ter gelegenheid van de honderdvijftigste Urbanus-strip. Ik was op café een pint gaan drinken en bij thuiskomst stond tot mijn verrassing die hond daar. Het is gemaakt door een Urbanus-fan die werkt voor pret­parken.”

Magda: “Schoon cadeautje, hé! Als ik verjaar wil ik ook zoiets.”

Linthout: “Jij krijgt dan een Amedee. Dat zal iets goedkoper zijn. Dat zijn maar twee bollekes en een koppel vleugels. Ik ga daar wel over onderhandelen met die man.”

De Kleine Robbe 8: Dan Maar Niet... (Janry + Tome)

Urbanus is begonnen als een anarchistische, absurde strip maar tegen de wetten van de logica in is het mainstream geworden.

Linthout: “Dat is juist. Ik dacht dat ik aan een volwassenenstrip bezig was toen ik met Urbanus begon. Het publiek heeft daar anders over beslist. Voor mij niet gelaten. Dat anarchistische zit ook wel in De Kleine Robbe, hoewel het de laatste albums enorm achteruit aan het gaan is. Het is uitgemolken. Eénpaginastrips maken is toch moeilijk.”

 

Heb je dat ervaren met Roboboy?

Linthout: “Goh! Er kruipt veel tijd in.”

 

Waarom is die stripreeks stopgezet?

Linthout: “Omdat het Nederlandse jongerenweekblad Taptoe de voorpublicatie stopzette. Voor Luc viel hiermee het grootste deel van de inkomsten weg. Ik zou het zeer graag opnieuw schrijven wanneer Luc een manier vindt om er genoeg aan te verdienen.”

 

Er is onlangs een Franstalige ­integrale van Tom Carbon verschenen met een voorwoord van Lewis Trondheim.

Linthout: “De albums van Tom Carbon die Strip2000 uitbrengt, vind ik trouwens zeer mooi uitgegeven: prachtig papier, prachtige kleuren, prachtige druk,... Ik heb onlangs nog genoten van Schudden voor Gebruik, waarin Tom te maken krijgt met een geest die koffie zet. Die strips zijn zó enorm grappig.”

 

Daar is Laurent Letzer toch voor een groot deel voor verantwoordelijk?

Linthout: “Die Letzer is een zeer goede scenarist. Hij produceert echter bijna niks. Helaas krijg je hem bijna niet aan het werk. De man schijnt schatrijk te zijn, hij heeft het niet nodig.”

 

Schrijf je graag voor anderen?

Linthout: “Ja, maar momenteel ben ik enkel met Urbanus bezig. Ik heb nu wat rust nodig. Tja... Ik word er ook niet jonger op.” (neemt vlug de volgende plaat)

Koning Urbanus I (uit: Parodies: 20 Jaar Later) (Lukas Moerman)

Linthout: “Dat is die parodie door Lukas Moerman.”

 

Je wordt er nogal redelijk hard in aangepakt.

Linthout: “Hij heeft nog voor mij gewerkt en ik heb hem op een bepaald moment ontslagen. Het lijkt precies wel wat op een afrekening... bwoah... (schouderophalend) Het stoort me niet. Dat hij zich maar eens goed uitleeft. (lacht) Ik heb er niks op tegen. Je hoort precies niets meer van hem. Ik weet niet waar hij nu mee bezig is.”

 

Lees je graag parodieën?Linthout: “Ik vind die meestal slecht gemaakt. Ik vind een van de beste nog altijd die van Nero die ik zelf gemaakt heb.” (lacht)

Fragment uit en de cover van De Zeven van Zeveneken, een ­parodie uit 1983 op Nero door Willy Linthout. Met Urbanus in een cameorolletje. En wanneer Urbanus rijkdom verwerft, draagt hij net ­zoals Nero in zijn eerste verhalen een hoge hoed en een kostuum met pitteleer (uit Urbanus 150: Urbanus Verovert de Wereld).

 

 

Wat vond Marc Sleen daar toen van?

Linthout: “Hij had geen bezwaar. Hij heeft me er toestemming voor gegeven. In eerste instantie mocht ik er duizend van uitgeven. Standaard Uitgeverij had dan van zijn oren gemaakt en gezegd dat dat niet kon, waarop Sleen zei dat het me beloofd was. Standaard heeft uiteindelijk toelating gegeven voor ­honderd exemplaren. Ik heb er dan maar honderd uitgegeven die 1.000 frank (25 euro) kosten per stuk in plaats van duizend die 100 frank kosten. Ze waren op één dag uitverkocht. Later kwam er een illegale herdruk.”

 

Is de verkoop van Year of the Elephant meegevallen?

Linthout: “Nee. Ik heb daar ook nooit verkoopcijfers van gezien. First Second was de eerste uitgeverij die interesse toonde en achteraf bekeken was het boek beter bij hen verschenen. Ik heb gekozen voor Ponent Mon door hun mooie uitgaves, onder andere van Jirô Taniguchi.”

 

Toch straf dat je dan nog ­genomineerd werd voor twee Eisners.

Linthout: “De nominaties gebeuren door een vakjury die zich niet aantrekt van het feit of een boek wel of niet goed verkoopt. Daarna beslist het publiek, dus wint de bekendste. Ik ben niet naar de uitreiking gegaan omdat ik zeker wist dat ik het niet kon winnen. Ik ben al superblij met die twee nominaties. Ik heb mijn Amerikaans avontuur gehad en heb daar geen behoefte meer aan. Er zou nog een Franse vertaling moeten komen bij een kleine uitgeverij ­tegen Angoulême, maar ik zal het pas geloven als ik het zie. Ik heb er geen vertrouwen in. Ik ben er wel al voor betaald geweest.”

 

Wat komt er na Wat Wij Moeten Weten?

Linthout: “Dat is de grote vraag. Ik weet het zelf niet.”

 

Nawoord: Intussen nadert de reeks Urbanus deel 200 dat in 2022 verschijnt. Wordt het werkelijk het laatste album van de reeks, zoals het wuivende katje op het eind van de recentere albums aangeeft, of hebben Willy Linthout en Urbanus nog iets "op hun Urbanus" in petto? In 2019 verscheen het boek Urbanus: Van Amedee tot Zulma, dat voor een groot deel leest als een biografie van Willy Linthout. Datzelfde jaar kwam de tekenfilm Urbanus: De Vuilnisheld in de bioscoop, die ook al op tv werd uitgezonden. Stripspeciaalzaak en gelegenheidsuitgever Adhemar gaf in 2021 een artist's edition uit van Linthout Nero-parodie De Zeven van Zeveneken. Het luxealbum verscheen in twee edities: een oplage van 100 exemplaren met de oorspronkelijke cover en een oplage met een nieuw getekende cover mét originele plaat.

Extra: dit interview verscheen eerder in pdf-vorm. Klik hier om de pdf te downloaden.