Wauter Mannaert

“De Queeste is een strip voor iedereen van 7 tot 77!”

13 februari 2024 Interviews
tekst en © foto: Wouter Porteman

 

Een vrijdagavond ergens in september. Het Brusselse stripmuseum is volgelopen met een paar honderd striptekenaars van Le Lombard. Cosey, Grzegorz Rosinski, François Boucq, Hermann,... Iedereen was er, check hier nog eens onze fotoreportage. Vol trots bekijken ze de knappe expo van zevenenzeventig jaar Le Lombard. Plots zie ik Yasmina-tekenaar Wauter Mannaert staan. Vol passie vertelt hij me over zijn nieuwe strip bij Le Lombard over een jong gastje dat de duizendjarige familietraditie om op queeste te vertrekken, moet voortzetten. Hmm, klinkt goed. Dit kan echt iets worden. Een paar weken geleden krijgen we Bert van de persdienst van Standaard Uitgeverij aan de lijn." Wouter, er komt straks iets geweldigs uit! De nieuwe graphic novel van Wauter Mannaert waarin hij op zijn eigen frisse manier de Arthur-legende nieuw leven inblaast. Zie je het zitten om hem te interviewen? Ja, hè? Ik stuur je direct het album door." Bert had gelijk. Dit was echt goed. Een paar uur later lag het interview al vast.

 

De openingsscène van De Queeste heeft me zo luid doen lachen dat mijn vrouw vroeg of ik nog oké was. Wie verzint het ook: een ridder die op zoek naar een fabeldier met zijn paard als een razende door het woud draaft en die tegelijk een hond aan een leiband meesleurt. Zo dwaas. Zo onnozel. Maar heel hilarisch. Dit is zo’n typisch Belgische surrealistische humor. Prachtige vondst.

Mannaert: (lacht) “Ik had gewild dat die van mij was, maar die scène komt letterlijk uit het boek Arthur, Koning voor Eens en Altijd van T.H. White waarop De Queeste is gebaseerd. Ik heb het boek gelezen in mijn jeugd en die scène is me altijd bijgebleven. Ook toen ik het als volwassene herlas, bleef het boek me boeien. Ik moest en zou hierover ooit een strip maken. En vandaag is het zover! Ik wou bovendien heel graag Pellinore en zijn nazaten tekenen zoals T.H. White ze heeft beschreven. De grote held Pellinore is bijziend, tenger en stuntelig. Ook die hond die later in het verhaal nog zal terugkomen, is essentieel. Hij zal de al verwarde Pellinore voortdurend op het verkeerde been zetten, als het beestje al niet zelf in het struikgewas vastzit. (lacht) Die karakteristieken wou ik absoluut behouden. Toegegeven, het is pure slapstick. Maar het werkt wel.” (lacht)

 

Mijn euro viel niet direct toen je het boek vermelde in je dankwoordje vooraan in het album, maar het is verdorie het boek waarop de Disney-tekenfilm Merlijn de Tovenaar is gebaseerd.

Mannaert: “Klopt. Het eerste deel van het boek van T.H. White is dit van de Disney-film tot en met de klassieke scène van het zwaard in de steen.”

 

Zal De Queeste ook die verhaallijn volgen?

Mannaert: “Het is helemaal niet de bedoeling om het boek te verstrippen, maar Arthur, Koning voor Eens en Altijd was en blijft wel de directe inspiratiebron. Zoals ik al zei, is onze Pellinore qua karakter en uiterlijk exact degene die T.H. White heeft beschreven. Ook onze rode draad is gelijklopend, namelijk de zoektocht van Pellinore naar zichzelf en naar zijn plaats in de wereld. Voor de rest laten we niets overeind van de plot van het boek. (lacht) Enkel de eerste pagina’s zijn een letterlijke knipoog naar het boek, maar na die inleiding gaan we resoluut onze eigen weg. Onze Pellinore is een nazaat van die ridder die duizend jaar later nog steeds de familietraditie in ere houdt door op queeste te vertrekken op zoek naar het Speurende Beest.”

 

Wikipedia leerde me ook dat Lancelot in het boek een lelijke sadist is die voortdurend slijmde bij Arthur. Merlijn is dan weer een verstrooide tovenaar die steeds jonger wordt. Doe je iets met zijn interpretatie van deze iconische Arthur-personages?

Mannaert: “T.H. White heeft zijn Arthur, Koning voor Eens en Altijd gebaseerd op La Morte d’Arthur, het referentiewerk over de sages van de Ronde Tafel. Zijn insteek was om dan hier bovenop te spelen met anachronismen. Het boek werd geschreven in de woelige periode net voor de Tweede Wereldoorlog. Zo vertelt hij op een bepaald moment over een piepjonge Merlijn in zijn bermudashortje en een of andere Duitse maniak die het hele land op stelten zet. Het hele boek barst van de referenties naar de periode net voor en na de Tweede Wereldoorlog. Je hebt Arthur die zijn rijk probeert samen te houden en Merlijn die waarschuwt voor alle drama’s die zullen gebeuren. In het begin was het de pure onbezonnenheid van de Disney-film, maar op het einde wordt het echt donker. Arthur is een gebroken mens. Zijn beste vriend, Lancelot, heeft een verhouding met zijn vrouw en Arthur moet de ene na de andere moeilijke morele keuze maken. Het eindigt met een humorloze aanklacht tegen de oorlog. De harde realiteit van de jaren 1940 zit er echt wel in. Dat die dualiteit tussen doem en vrolijkheid in één boek kan, heeft me wel altijd aangesproken.”

 

Zoekt je strip De Queeste ook die donkere kant op?

Mannaert: “Dat zit er nu al in. Onze oorlog is de klimaatopwarming, de milieuvervuiling en de opkomst van extreemrechts... De wereld is aan het veranderen. Ik wou als jonge ouder mijn bezorgdheden kwijt in deze strip en dit op dezelfde manier als T.H. White heeft gedaan.”

 

Met veel humor dan?

Mannaert: “Ja en met veel slapstick!” (lacht)

 

Dat is toch een vorm van humor die je niet vaak ziet in strips.

Mannaert: “Klopt. David Prudhomme (Leve de Branding, Rebetiko,...) gebruikt soms heel expliciet slapstickfilms als basis voor zijn strips. In de allereerste strips uit de jaren 1930 en 1940 was die humor nog schering en inslag. Ook in de oude Suske en Wiskes kom je vaak dergelijke grappen tegen.”

 

In de jongste Asterix is er ook een slapstickpagina waar Obelix op een soort Gallische step probeert te rijden.

Mannaert: “Ah ja? Die moet ik nog lezen. Als het in Asterix al kan, is de slapstick nu wel helemaal terug.”

 

Om bij de humor van Asterix te blijven. Ook in De Queeste barst het van de anachronismen.

Mannaert: “Ons uitgangspunt is dat ook de moderne Pellinore jaagt op het Speurende Beest. Het was helemaal niet moeilijk om deze illusie te creëren. Overal in Europa zijn er nog middeleeuwse steden en kastelen. Bovendien wordt dit glorieus verleden vandaag nog volop gecultiveerd. Bijna elk Frans dorp organiseert om de haverklap een middeleeuws feest met spektakels en bijhorende archeologiekampen. Ook in Wallonië komen die feesten steeds meer op. Zo was het voor ons heel gemakkelijk om de moderne en middeleeuwse wereld in elkaar te laten overlopen. Het voelt ook zo natuurlijk aan. Als je vandaag met een breekijzer een winkel binnenstapt, belt iedereen de politie. Doe je dit — zoals Pellinore — met een meterslang zwaard, zal niemand opkijken en zelfs in bewondering staan voor je machtige cosplay.” (lacht)

De hele opzet van je strip is geweldig absurd. De queeste bestaat al duizend jaar en elke generatie gaat op zoek naar het fabeldier. Niemand vindt het beest. Eigenlijk zijn de Pellinores al duizend jaar aan het falen...

Mannaert: “...Of net niet! De queeste is de zoektocht zelf. We gebruiken dezelfde insteek als T.H. White. Het beest wordt nooit gevangen. Maar het beest wil wel bejaagd worden en de ridder wil erop jagen. Als de ridder zou slagen, is de eeuwenoude queeste voorbij en is alle plezier weg. In Arthur, Koning voor Eens en Altijd wordt dit heel grappig beschreven. Op een gegeven moment is Pellinore het jagen beu en trouwt hij met een mollige Vlaamse gravin. Heel burgerlijk trekken ze zich terug in een kasteel. Het beest kwijnt helemaal weg en sterft bijna. De vrienden van Pellinore, allemaal vrijgezellen, vermommen zich dan als het beest. Zo lokken ze Pellinore uit het kasteel en krijgen ze hem zover dat hij de queeste hervat. Voor T.H. White is settelen niet het ideale antwoord in de zoektocht naar de zin van het leven.”

 

Ook in De Queeste duikt het Speurende Beest te pas en te onpas op. Bovendien wordt het altijd verward met andere dieren. Zalig. Ga je die grap blijven doortrekken?

Mannaert: “Ja. Het beest is altijd en overal aanwezig. Het komt prominent in beeld bij elk kantelpunt in het verhaal. Onze queeste draait erom hoe je als jongere vandaag je plaats moet vinden in een wereld waar schijnbaar al het positieve uit is weggezogen. Het is heel gemakkelijk om cynisch in een donkere spiraal terecht te komen. Pellinore trekt samen op met de fee van het meer, Nimué. Haar meertje is vandaag een vervuilde stortpoel geworden. Maar waar het tweetal komt, laat Nimué met de weinige magie die ze nog heeft weer een mooiere wereld achter zich. En dan duikt ook het beest weer op. Gaandeweg ontdekt het duo dat er ook veel positivisme is in onze wereld. Er is altijd hoop.”

 

Heb je nog geput uit andere boeken? Ik denk nu aan de Dementors uit Harry Potter.

Mannaert: “Ook wij gebruiken wat klassieke fantasyzaken. Die zwarte ridders komen overal wel eens terug. In The Lord of the Rings bijvoorbeeld zijn de Dementors de beruchte Black Riders.”

 

Pellinore doet me met zijn scootertje en zijn karakter wat denken aan een jongere Jerome K Jerome Bloks.

Mannaert: “Die stripreeks heb ik nog nooit gelezen.”

Och, dan heb je nog veel moois te ontdekken! (Check hier alvast ons oudere interview met de auteur, Alain Dodier.) Het thema van De Queeste is de veranderende wereld. Dit waren toch ook de onderliggende thema’s in je vorige strips van El Mesías tot Yasmina. Is dit jouw ding?

Mannaert: “Ik verwerk in mijn verhalen wat me bezighoudt. Als ouder van een zoontje van zeven, vraag ik me vaak af hoe zijn wereld er gaat uitzien. En vooral of dit ten goede zal zijn. Je begrijpt wel wat ik bedoel. El Mesías situeerde zich volop in de economische crisis die Spanje heel hard trof (lees hier ons uitgebreide interview). Mijn scenarist (Mark Bellido, red.) was toen zelfs zijn huis kwijtgeraakt. In Yasmina was de insteek vooral ecologisch met een focus op gezonde voeding. Ook nu is ecologisch bewustzijn een hoofdthema. Voor mij is dit een soort persoonlijke therapie om hoop te geven rond die thema’s. Ik zorg er wel steeds voor dat mijn strips geen pamflet zijn. Je neemt dit mee of net niet. Je kan al mijn strips gewoon luilekker achterover leunend lezen. Zeker in Yasmina was dit de grote evenwichtsoefening. Hoe kan je iets waardevols overbrengen zonder belerend te zijn? Ik wil vertellen zonder een opgeheven wijsvinger.”

Uit het œuvre van Wauter Mannaert: Ondergronds (2011, Oog & Blik | De Bezige Bij), El Mesías (2015, Blloan, geschreven door Mark Bellido), Weegee (2016, Blloan, geschreven door Max De Radiguès) en de reeks Yasmina (2019-2022, Dargaud).

 

Waarom is Yasmina eigenlijk gestopt?

Mannaert: “Ik ben er zes jaar voltijds mee bezig geweest. Yasmina en de Aardappeleters is verschenen in 2019 en hierna mocht ik van Yasmina een volwaardige reeks maken. Kort na die beslissing is de coronacrisis losgebarsten en zat ik net zoals iedereen in een sociaal isolement. Omdat ik Yasmina helemaal alleen maakte, was dat best zwaar voor me. Ik kreeg hoe langer hoe meer zin om te evolueren, weer samen te werken en andere dingen uit te proberen. Ik zat al een tijd met Pellinore in mijn hoofd tot ik plots gecontacteerd werd door Frédéric Mauponé. Hij wou me als tekenaar voor een nieuw project. Ik heb hem voorgesteld om iets te doen met het boek van T.H. White en hij zag dat onmiddellijk zitten. Dit was de trigger die ik nodig had om Yasmina helemaal achter me te laten. De uitgever wou eigenlijk niet stoppen met de reeks, maar aan de andere kant was het ook niet zo’n monstersucces dat ze me niet lieten gaan. Nogmaals, ik heb me echt geamuseerd met Yasmina, maar mijn verlangen om het allemaal weer wat open te trekken werd gewoon te groot. Ik houd bijvoorbeeld veel meer van de graphic novelaanpak van Yasmina en de Aardappeleters dan van de latere stripreeks, waarbij je beperkt bent in aantal pagina’s en je grafische experiment. Gewoon al in die zin werkt mijn nieuwe strip heel verfrissend. De Queeste wordt één lang verhaal in drie albums van 120 pagina’s. Ik ben hiermee nog een paar jaar zoet.” (lacht)

 

Wat is precies de insteek van Frédéric Mauponé? Als je De Queeste leest, is het vintage Mannaert.

Mannaert: “Dat is grappig dat je dat zegt. Het idee komt inderdaad van mij. Ook het eerste stukje tot Pellinore en Nimue samen de wijde wereld intrekken, had ik al volledig uitgewerkt in mijn hoofd en zelfs al grotendeels neergeschreven. Maar al de rest komt uit de koker van Frédéric. Ik ben altijd gek geweest op zijn strips. Die zijn helemaal mijn ding. In Sixtine bijvoorbeeld, waarin een tienermeisje alleen samenwoont met haar moeder, behandelt hij tal van volwassen thema’s op een heel fantasierijke, humoristische manier. Hij voegt er soms zelfs magische elementen aan toe. We hebben echt wel veel raakpunten. Toen hij me belde om samen te werken, was ik dolblij dat hij de moderne Pellinore-insteek zag zitten. Na die videomeeting hebben we nog een keer afgesproken en amper twee maanden later was zijn scenario volledig af. Toen ik het las, was het meteen vuurwerk. We zaten volledig op dezelfde lijn. Op persoonlijk vlak bijvoorbeeld hadden we beiden nood om dit verhaal te vertellen. Zo hadden mijn grootouders in de jaren 1960 zelf een huisje gebouwd op een stuk weiland in de Ardennen. Door er bomen op te planten, maakten ze er een echt bos van. Maar tijdens de overstromingen in 2021 werd dit paradijsje helemaal vernield. Plots was onze hele familiegeschiedenis weg. (stilte) Vanaf het moment dat we het geërfd hebben, hebben we het interieur onaangeroerd gelaten. Mijn grootouders waren daar nog steeds voelbaar aanwezig. We willen daar graag met mijn zoontje opnieuw naar toe, maar wat moet je doen? Bouw je dat terug op met de kans dat bij een nieuwe overstroming weer alles vernield zal zijn? Heeft dat eigenlijk nog zin? Plots werden we van heel dichtbij geconfronteerd met de veranderende ecologische wereld. Ik vertelde dat verhaal aan Frédéric en ook hij had in zijn Spaanse schoonfamilie iets gelijkaardigs meegemaakt. En zo zijn er nog raakpunten. Onbewust hebben we een gemeenschappelijke basis. Bovendien hebben we hetzelfde gevoel voor humor. Wat jij de Mannaert-factor noemt.” (lacht)

 

Heb je zijn scenario klakkeloos uitgetekend?

Mannaert: “Ik voer nooit iets letterlijk uit. (lacht) Net zoals hij opmerkingen heeft over mijn tekeningen, heb ik opmerkingen over een dialoogje of zo. Daar praten we dan over. Maar dit zijn van beide kanten heel constructieve gesprekken. Een mooi voorbeeldje is wanneer Nimue in haar feeënkleren een kledingwinkel binnenstapt. In zijn tekst stond dat ze een nieuw jurkje vroeg aan de verkoopster. Ik zei hem dat dit niet klopt met hoe ik haar zie. Ze is niet zo braaf en helemaal niet truttig. Dan heeft Frédéric daar een heel nieuwe scène van gemaakt die veel beter is dan ik zelf had kunnen bedenken. In plaats van een jurkje kiest ze nu resoluut voor een stoere jas met doodskoppen erop, waarop Pellinore haar zegt dat die jas uit de mannenafdeling komt. Nimue antwoordt hierop dat er ook geen feeënrayon is. Dit is grappig en geeft net dat tikkeltje extra. En zo zit dat boek vol met dergelijke bodempjes.”

 

Hoe heb je Mauponé trouwens leren kennen?

Mannaert: “Ik ga vaak in Frankrijk signeren. Op het stripfestival van Le Mans raakte ik aan de praat met Dawid met wie hij Supers maakt. Dawid zei me dat hij een tekenaar zocht voor een nieuwe reeks. Ik zag dat zitten en hij gaf mijn naam door. Frédéric kende en hield van Yasmina. En voilà.”

 

Als ik even Mauponés reeksen overloop, valt het me op dat er nog geen enkele stripreeks is stopgezet. Van zijn debuutreeks Anuki zijn er al elf delen verschenen, van Sixtine vier en van Supers zeven. Bovendien hebben al zijn strips heel hoge waarderingscijfers op gespecialiseerde Franse websites. Heb je het grote lot gewonnen?

Mannaert: (lacht) “Zo voelt het toch! Ik mag alleszins niet klagen. Het is niet de eerste keer dat ik met een scenarist werk. Al mijn vorige samenwerkingen waren boeiend, maar die gingen niet allemaal even vlot als nu.” (lacht)

Is het einde al bekend van De Queeste?

Mannaert: “Dit moet nog uitgeschreven worden, maar we weten wel al hoe het verhaal na 360 pagina’s zal eindigen. Het tweede deel is al volledig uitgeschreven en ik ben het volop aan het tekenen.”

 

Tof! Op je Facebook postte je de eerste schets van Pellinore al in augustus 2022. Je bent er dus al heel lang mee bezig?

Mannaert: “Hm, dat zou kunnen kloppen. In september ben ik er effectief mee begonnen en ik had exact een jaar tijd om de eerste 120 pagina’s af te ronden. Daarna ben ik direct begonnen aan het tweede deel.”

 

Je bent er echt ingevlogen!

Mannaert: (lacht) “Het is inderdaad fors doorwerken. Het was een stevig jaar, want ik ben ook nog in datzelfde jaar verhuisd.”

 

Met De Queeste ben je ook grafisch geëvolueerd. In Yasmina werkte je zonder kaders. Hier af en toe, maar het wemelt toch vooral van schuine prenten. Wat zit daar achter?

Mannaert: “Voor de allereerste keer heb ik volledig digitaal gewerkt. In Clipstudio is het heel gemakkelijk en leuk om met kaders te spelen. Ik wou hiermee echt eens experimenteren. Elke keer als ze in een magische wereld terechtkomen, gaan de kaders weg. Zo zijn er geen kaders als ze in het bos zoeken naar het Speurende Beest, als de grootvader vertelt over zijn queeste en bij het begin wanneer de voorouder van Pellinore door het woud draaft. Ik vond het belangrijk om het onderscheid te maken tussen vandaag en vroeger. In de actuele tijd zijn er kaders en ja, soms staan die schuin.”

Met wat begin je, de tekeningen of de kadrering? In de scène waarin ridder Gawein wil vechten met Pellinore, loopt zijn struikelend been en het gestrekte zwaard evenwijdig met de kaderrand. Hoe ben je daaraan begonnen?

Mannaert: “Ik maak eerst een digitale potloodschets waarin ik de kaders grof uitteken. Daarna schets ik de tekeningen erin. Tenslotte maak ik alles veel strakker. Op dat moment kan ik nadruk leggen op bepaalde tekeningen en zaken accentueren. Dat is een proces van twee of drie stapjes. Eerst schetsen, dan de tekstballonnen goed zetten en tenslotte verfijnen. Vaak gooi ik daarna alles weg omdat ik een beter idee heb. (lacht) Ik denk immers al schetsend. Als ik zelf mijn verhalen schrijf, doe ik dit al schetsend. Ik ga niet voor de computer zitten om alles uit te typen. Mijn ideeën komen er terwijl ik teken. Meer nog, mijn beste grafische pagina’s zijn allemaal ontstaan uit ongelukjes of uit de toevalligheden die ik op dat moment bedenk.”

 

Als je werkt met schuine prenten, heb je altijd prachtige grote prenten, maar houd je ook iets kleins over. Heb je geen problemen om dat kloteprentje betekenisvol op te vullen?

Mannaert: “Het is aan jou om te oordelen of ik daarin geslaagd ben.” (lacht)

 

Natuurlijk lukt het je, maar het lijkt me gewoon niet evident.

Mannaert: “Dat is net een van de redenen waarom ik digitaal ben beginnen te tekenen. Je kan stukken van je tekening vastpakken en die verschuiven, verkleinen of spiegelen. Die puzzel is veel gemakkelijker te leggen dan op papier. Ik heb Yasmina volledig op papier gemaakt en dat was soms vloeken. In die reeks gebruikte ik helemaal geen kaders. In het begin tekende ik vaak te groot waardoor ik op het einde ruimte te kort kwam. Dan vloekte ik dat ik me nog maar eens had laten vangen. Dan moest ik weer alles opnieuw tekenen of het proberen recht te zetten in Photoshop. Het grote witte lege blad heeft me vaak liggen gehad.”

 

Ik vind je digitale toets echt geslaagd. Je zwarte inkting verander je geregeld door een ander kleurtje waardoor je tekeningen frisser overkomen. Was dat ook een van je insteken?

Mannaert: “Ja toch wel. Het is niet dat ik Yasmina niet kon doen evolueren, maar je zit toch ergens vast in een bepaalde stijl. Voor De Queeste heb ik me grafisch laten inspireren door de Canadese landschapschilder A.J. Casson en de Russische illustrator Ivan Bilibin. Hun stijlen zijn totaal uiteenlopend, maar beiden hebben me grafisch geïnspireerd om mijn nieuwe wereld te scheppen.”

 

Voor De Queeste ben je verhuisd van Dargaud naar Le Lombard. Waarom?

Mannaert: “Als je bij een uitgeverij zit, ben je altijd verbonden met jouw persoonlijke uitgever of uitgeefster. Mijn uitgeefster voelde zich minder aangetrokken tot De Queeste. Ze hield de boot af en bij Le Lombard hapten ze snel toe. Die overstap is eigenlijk heel klein, want beide uitgeverijen behoren tot dezelfde koepel en hebben overlappende teams, zoals de promotiedienst die al knap werk geleverd had met Yasmina. Qua promotie wil je immers niets liever dan men gelooft in je strip. Le Lombard is natuurlijk ook niet de minste. Als ik kijk naar de reeksen die ze hiervoor hebben uitgebracht, doet dit me echt watertanden en zelfs dromen. Hun Elle(s) (waarvan slechts één album is vertaald als Haar, red.) en De Kinderen van het Verzet zijn monstersuccessen. Ik ga en moet realistisch blijven, maar ik denk dat we iets heel goed hebben gemaakt.”

Foto's van het Franstalige persdossier.

 

Zo ervaar ik het ook alleszins! Welke promotionele ondersteuning hebben ze voor De Queeste bedacht?

Mannaert:De Queeste wordt echt zwaar in de kijker gezet. Straks vertrek ik naar Angoulême waar het album in première wordt voorgesteld. We staan heel opvallend in de hoofdgang van de grootste tent van het festival. Kinderen gaan er letterlijk het zwaard Excalibur uit de steen kunnen trekken. Ook de boekhandelaars zijn al helemaal mee in het verhaal waardoor de voorverkoop heel goed is. Ik blijf realistisch maar nu droom ik effen graag mee.”

 

Hoe zetten ze het eigenlijk in de markt? Als een jeugdstrip of als een volwassen strip voor jeugdige geesten?

Mannaert: “Dat is een goede vraag waar we zelf lang over hebben nagedacht. Ons uitgangspunt is altijd geweest dat De Queeste een strip is voor een breed doelpubliek van 7 tot 77 jaar. En dan kan je nergens beter zitten dan bij Le Lombard. De Queeste is geen strip enkel voor kinderen. Het is ook geen pure volwassenstrip. De Queeste is een strip voor iedereen van 7 tot 77!”

 

En we hebben onze titel! Dank je wel voor het interview en veel succes.

 

De Queeste 1: De Dame van het Verdwenen Meer is nieuw sinds 14 februari 2024. Het telt 120 pagina's, hardcover, 21,99 euro.

Wauter Mannaert is een van de gasten op het Stripgids Salon van 23 februari in de Warande in Turnhout. Op 25 februari is er een albumlancering in Grafik Brussel in aanwezigheid van de tekenaar en met een workshop ridderschilden maken.