Manu Larcenet

“De lezer mag niet ontsnappen aan de deprimerende smerigheid van het verhaal."

18 juni 2024 Interviews
tekst: Wouter Porteman — © foto: Rita Scaglia - 2024

 

Stof en as zijn het enige wat er nog over is na de ramp. Alle fauna en flora zijn verdwenen, gestorven onder een dikke laag as. De schaarse, uitgemergelde mensen overleven op conservenblikken die ze nog hopen te vinden in de al leeggeplunderde huizen. Anderen zijn dan weer kannibalen geworden. Het totale verval is nabij. Het is een kwestie van tijd voordat de mens helemaal is uitgestorven. Een vader en zijn zoontje trekken op een desolate weg heel behoedzaam richting de oceaan. Op zoek naar een sprankeltje hoop. Op zoek naar een leven. Ondanks het sombere thema werd The Road van de Amerikaanse Pulitzerwinnaar Cormac McCarthy (No Country for Old Man, The Counselor,...) een gigantisch literair en commercieel succes. De verfilming met Viggo Mortensen vergeet je best. De verstripping door Manu Larcenet is echter van een heel andere orde...

 

Niemand minder dan Manu Larcenet (Blast, De Dagelijkse Worsteling, Het Verslag van Brodeck, Groepstherapie,...) was immers de gelukkige die het boek mocht verstrippen. De Fransman heeft het zich volledig eigen gemaakt. Het resultaat is een gitzwarte, keiharde mokerslag die niemand onbewogen laat. Maar De Weg is meer dan een klassiek stripverhaal. Onder de laag grijs en as schuilt een absolute grafische parel. Een paar maanden geleden kwam de Franse editie uit. De reacties waren unaniem lovend en een eerste druk van 100.000 exemplaren vloog de deur uit. Vandaag zijn de rechten wereldwijd verkocht en ligt de Nederlandstalige versie in je stripspeciaalzaak. Het wordt nog mooier, want Manu Larcenet wil ons te woord staan via een ouderwets, telefonisch interview. Al na een paar tellen neemt een opgewekte Larcenet de hoorn op. "Allo!"

 

Ik was helemaal ondersteboven van De Weg. Je hebt natuurlijk het heel erg aangrijpende verhaal. Maar vooral je grafische aanpak heeft me verrast. Die vind ik echt next level.

Larcenet: “In welke zin?”

Neem nu je cameravoering. Bijna het hele album is getekend vanuit kikvorsperspectief. Waarom heb je het camerastandpunt consequent zo extreem laag gelegd?

Larcenet: “Oh, dat doet me echt plezier dat je dit hebt opgemerkt! Hoe verder ik vorderde in het album, hoe lager ik mijn camera legde. Ik moest elke vorm van klassiek perspectief uitsluiten omdat dit net ademruimte en hoop geeft. De lezer mag niet ontsnappen aan de deprimerende smerigheid van het verhaal. Ik start letterlijk vanuit de assen die de aarde hebben bedekt na de apocalyps. Het enige dat overblijft, is grond en lucht. Beide zijn grijs. Daartussen is er niets. Alles is vernietigd en ondergesneeuwd onder grijze assen. Door de camera zo laag te plaatsen, kon ik lekker veel hemel tekenen die ik dan in grijstinten vol kraste. (lacht) Zeker driekwart van elk prentje is lucht. In de onderste helft van het prentje bewegen dan de personages. Meer ruimte geef ik ze niet, want ze horen al lang niet meer thuis in deze vernietigde wereld.”

 

Door mensen van onder naar boven te belichten, krijg je toch automatisch een soort superioriteitsgevoel? Maar ook dat klopt niet, want elke mens in het verhaal is een wrak. Hoe heb je dat opgevangen?

Larcenet: (enthousiast) “Dit was net de grote uitdaging. Ik heb het opgelost door de mensen heel langzaam te laten bewegen. De personages komen hierdoor bijna monolitisch over. Omdat ze bijna uit steen gehouwen lijken, gaan ze naadloos op in de ruïnes die nog overblijven. Het grijs van de assen camoufleert hen nog meer. (abrupt) Het verwondert me echt dat je dit opmerkt. Je bent de allereerste die me hierop aanspreekt. Iedereen heeft het maar over het resultaat, de sfeer, de bedruktheid, het hopeloze, maar jij bent de eerste die erdoor kijkt. Bravo.”

 

Dank je wel. Het viel me plots op en een keer je er begint op te letten... Die traagheid is echt frappant. In de grote prenten haal je er het ritme volledig uit.

Larcenet: “Ja! Ja! Ik heb de eerste pagina’s getekend op zijn Blueberry’s. Maar dat werkte voor geen meter. Er zat veel te veel actie in. De mensen moesten nietiger zijn en het verhaal niet leiden, maar lijden. Ze moesten de ramp ondergaan. Een klassieke aanpak werkte niet voor mij. Ik moest meer grijs en ook meer lucht hebben in mijn decors. Na veel proberen, kwam ik plots uit op die lagere cameravoering. Ik ben dan maar volledig herbegonnen. Is er je nog iets opgevallen?”

 

Zoals je net aangaf, bewegen de personages zich heel langzaam door het verhaal. Er is ook heel weinig actie. Desalniettemin voel je hun stress, hun angst en hun gelatenheid. Hoe hield je die spanningsboog zo strak?

Larcenet: “En alweer een goede vraag! (lacht) Het zit hem in de variatie. Overzichten waar de angst en desolaatheid van de wereld overheerst, wisselde ik af met prenten die ik heel klein dimensioneerde. Alle actiescènes, hoe miniem of nietszeggend ook, heb ik in kleine prentjes gestopt. Zo kwam er toch wat vaart in. Had ik die ook in brede prenten weergegeven, dan waren mijn lezers zeker en vast de draad kwijtgeraakt.”

 

De hoofdpersonages, de vader en de zoon, stappen van links naar rechts. Hun vijanden van rechts naar links.

Larcenet: ​​​​​​​(lacht) “Dat is een bekend trucje dat Morris vaak gebruikt. Dat heet la flèche du temps (de pijl van de tijd, red.). Alles wat links ligt, verwijst naar het verleden. Alles wat rechts ligt, is toekomstgericht. In De Weg zijn er geen flashbacks of andere herinneringen, dus kon ik hen voortdurend van links naar rechts laten bewegen. Dat is echt een truc zo oud als de straat. Zelfs de Egyptenaren gebruiken dit in hun hiërogliefen. (lacht) Het is een van de eerste dingen die je leert op de kunstacademie. Rechts is hoop, leven, enzovoort. Ga je van rechts naar links dan ga je achteruit of de dood tegemoet.”

(doorbladert) Het is wel straf hoe je dit doortrekt. Een telefoon uitproberen staat links. Een benzineblik controleren staat ook links.

Larcenet: “Die zaken zijn eerder toeval. (lacht) Als er wat actie gebeurt, moet je wel wat je camera laten tollen. Het moet ook nog een beetje spannend blijven. Maar als ze wandelen gaan ze steevast van links naar rechts. Je moet er niets intellectueels achter zoeken. Het is een natuurlijke tekenreflex. Ik pas dit toe in al mijn strips.”

 

Ze gaan naar rechts waar de hoop ligt, maar in feite gaan ze op zoek naar het verleden. Dus links. Eigenlijk maakt het toch niets uit. Ze zitten immers op a road to nowhere.

Larcenet: “Ja, dat gevoel wou ik ook weergeven. Als ik echt paginabrede prenten gebruik, gaan de personages effectief van links naar rechts. Maar ik heb vaak geprobeerd de lezer het gevoel te geven dat ze toch achteruit gaan. Ze gaan hun dood tegemoet. Uiteindelijk brengt hun road to nowhere hen naar de oceaan. Maar dat is daar een al even triestige bedoening als de rest van de wereld.” (lacht)

 

Is dat links-rechts-trucje ook de reden waarom je in het begin veel profielen tekent? Hoe verder in de strip hoe meer de personages je aankijken.

Larcenet: “Ja en nee. Profielen geven richting aan — dat is nodig in het begin — maar je verliest wel de blik van de personages. Voor sommige emoties heb je echt wel twee ogen nodig. Je kan iemand in een profieltekening nooit echt triestig laten kijken. De Weg is een somber en grijs verhaal. Ik moet de aandacht van de lezer ook vasthouden en blijven betrekken. De personages de lezer meer laten aankijken, helpt hierbij.”

 

Van grijs gesproken. De Weg is volledig in het grijs ingekleurd. Hoeveel tinten grijs heb je gebruikt? Vijftig?

Larcenet: (lacht) “Bijna. Veertien.”

 

Je weet dit dn nog ook! Waarom heb je bepaalde grijstinten ingekleurd met rood of geel?

Larcenet: “In het begin heb ik het album getekend in zwart-wit. Maar hierdoor werd het verhaal te agressief. Ondanks enkele brutale, eerder korte scènes, is De Weg geen gewelddadig verhaal. Het moest anders. Hierna heb ik een vijftigtal pagina’s ingekleurd. Ook dit werkte niet. Het werd me te vrolijk en het week te ver af van de sfeer van het boek. De Weg is nu eenmaal somber en triest. Bovendien zwakten de ingekleurde pagina’s mijn arceerwerk af. Het stoorde me echt. Uiteindelijk heb ik de kleuren weggefilterd tot ik grijstinten met een gekleurde ondertoon overhield. Dat werkt echt het best. Ik ben er heel tevreden over.”

 

Ik wist niet dat je nu digitaal tekent.

Larcenet: “Ja. De Weg is volledig digitaal op een tablet getekend. Gelukkig maar. Zo kon ik die mislukte inkleuring gemakkelijk verwijderen zonder opnieuw te moeten beginnen. Ik schets ook niets meer uit. Vroeger zat ik met kalkpapieren te sukkelen en hertekende ik bepaalde prenten wel vier tot vijf keer. Nu gebeurt dit hertekenen nog, maar het gaat wel vlugger.”

Veel zwart en grijs met een vleugje geel of rood.

 

Waarom heb je de openingspagina’s met de vulkaan niet ingekleurd?

Larcenet: “Omdat het geen vulkaan is en vooral niet mag zijn. (lacht) Cormac McCarthy heeft het in zijn boek enkel over rotsen en assen die de wereld bedekken. Ach, ik moet je niet voor de gek houden. Je vraag is heel terecht. Ik heb de openingspagina geïnterpreteerd als een vulkanische uitbarsting. Hoe kan het anders dat de wereld bedekt geraakt is onder as? McCarthy begint zijn boek met een droom. De vader en de zoon zitten in een grot en de assen dalen neer. Die scène werkte niet voor mij. Ik heb dan maar een vulkanische rookpluim getekend. Zo krijgen mijn lezers toch min of meer een verklaring voor de apocalyps.”

 

Hoe heb je eigenlijk jouw post-apocalyptische wereld opgebouwd?

Larcenet: “Ik heb zes maanden vooronderzoek gedaan. In die tijd heb ik talloze foto’s bekeken van concentratiekampen, massagraven, bombardementen zoals die op Brest,... Het was een gruwelijke periode, maar ik moest erdoor. Op basis van die fotoselectie heb ik mijn decors gebouwd.”

 

Zijn alle decors dan gebaseerd op echte foto’s?

Larcenet: “Dat nu ook weer niet. Het was mij voornamelijk om de ruïnes te doen. Wat blijft er rechtstaan na een bominslag? Hoe breken de houten balken af? Welke muren blijven overeind? In het begin heb ik me echt gehouden aan de realiteit en heb ik nauwgezet mijn documentatie gevolgd. Ik ben echt geen specialist om dergelijke dingen bijeen te fantaseren. Na verloop van tijd had ik het wel door en begon ik toch wat te freestylen.”

 

Maar je zei net dat je niet goed was in dergelijke zaken te fantaseren. Ik kan niet goed volgen.

Larcenet: “Mijn opzoekingswerk naar bombardementen en vernielde steden leverde me alleen maar beelden op van kaalgeslagen vlaktes. Alles is weg. Soms had je nog een restant van een rechtstaand gebouw en dat was het. De eerste twintig pagina’s hield ik me nauwgezet aan mijn beeldmateriaal. En dan werd ik het beu. Hierna tekende ik volledige gebouwen en wiste dan zelf delen. Die waren dan zogezegd ingestort, geplunderd of vernield. Op de duur werd het zelfs een spelletje om mezelf scherp te houden. (trommelgeroffel) Welk deeltje laat ik nu instorten? Dit was echt leuk om te doen! Het is de eerste keer dat ik die techniek gebruikte.”

 

De max. Ik ben heel enthousiast over de strip, maar ik zit toch ergens met een ei. Er wordt zo weinig gepraat in de strip dat ik de tekstballonnen soms invasief vind in de tekeningen. Ze doorbreken de drukkende stilte, maar ook de geladenheid van de prenten. Bovendien geeft die witte achtergrond ervan weer hoop. Aan de andere kant blijven tekstballonnen natuurlijk eigen aan de wetten van het stripverhaal. Allez, dat is toch mijn gevoel...

Larcenet: (enthousiast) “Dat was hier echt een probleem! Ik heb nog geprobeerd om de tekst onder de tekeningen te plaatsen, maar dat werkte ook niet. Bovendien zorgde dit voor dermate hoge intellectuele gymnastiek dat er te veel lezers zouden afhaken. Ik vond werkelijk geen betere oplossing dan tekstballonnen. In het begin maakte ik dan nog eens de fout om de tekstballonnen niet onmiddellijk te integreren in mijn tekening. Dan plaatste ik achteraf dat ballonnetje erin en was mijn hele compositie om zeep. Maar ik volg je volledig dat de tekstballonnen spelbrekers zijn in de totale beleving. Ik vond helaas geen betere oplossing. Uiteindelijk heb ik me dan maar geplooid naar de wetmatigheden van het stripverhaal. Gelukkig is er niet veel tekst in het boek. (lacht) In elke realistische strip worstel ik met die tekstballonen. In een humoristische strip werken tekstballonnen dan weer wonderwel.”

 

Wat enorm opvalt in het boek, is de enorme angst en de drukkende stilte. Er is geen natuur meer. Geen vogeltje te horen. Geen beestje te zien. Alles is stil. Doodstil. De vader en de zoon schrikken letterlijk op van elk geluid. Toch heb je hiervoor geen onomatopeeën gebruikt.

Larcenet: “Ik gebruik al jaren geen onomatopeeën meer. Dat is nergens voor nodig. Ik verkies het om een personage een analyse van het geluid te laten maken dan het geluid zelf uit een tekstballon weer te geven. Het geeft me als tekenaar meer voldoening om de synchronisatie op die manier te doen.”

 

Twaalf jaar geleden had ik het enorme genoegen om je te mogen interviewen naar aanleiding van een tentoonstelling rond Blast...

Larcenet: “En nu ga je me een belastend citaat voor mijn voeten gooien.” (lacht)

 

Natuurlijk! (lacht) Je zei toen: “Ik haat het om steden te tekenen. Een stad begint pas interessant te worden als de natuur er binnendringt.”

Larcenet: (giert het uit) “Ik wist het! Ik zeg de ene stommiteit na de andere! Ik vond het totale gebrek aan natuur in De Weg het allermoeilijkste om mee om te gaan. In de strip zijn er alleen maar vernielde steden te zien en is er geen fauna en flora te bespeuren. Of het moest een afgestorven boom zijn. Dieren zijn al helemaal uitgestorven. Weet je, ik teken oprecht graag de natuur. In Het Verslag van Brodeck, Blast en De Dagelijkse Worsteling heb ik zelfs geregeld prentjes getekend waarin een dier je aankijkt. Ik vind dat geweldig, want die momenten voeren me onmiddellijk terug naar mijn jeugd. Ik heb het hier echt gemist om dieren te tekenen. Op het eind was ik het zo beu dat ik een pagina heb toegevoegd die zelfs niet in het boek staat. De vader en de jongen zien in de verte plots het silhouet van een imposant hert. Ze rennen erheen, maar het is niets meer dan een overblijfsel van een reclamebord. Een cynisch bord bovendien. Dat het een hert is, is niet toevallig. Als kleine jongen was ik eens op wandel met mijn vader in een naburig bos. Er dook plots een hert op met een machtig gewei. Ik was daar toen tegelijk enorm bang als gefascineerd voor. Dat hert moest erin als eerbetoon aan mijn vader en ikzelf als kleine jongen. Samen met het boek over vogels van Sempé, dat ze vonden in de schuilkelder, is dat de enige toevoeging op het boek dat ik me gegund heb.”

Een hommage aan de Franse illustrator Jean-Jacques Sempé en een ogenschijnlijk hert.

 

Het blijft toch een bizar gegeven. In elke post-apocalyptische strip is de natuur net de grote overwinnaar: Jeremiah, Sneeuw, Gung Ho, Simon van de Rivier,...

Larcenet:Simon van de Rivier! Ik moet dat dringend eens herlezen. Ik ben echt een fan van Auclair.”

 

Dan zijn we al met twee! Ik begrijp alleen niet waarom in De Weg alleen de mens overleeft en de natuur het onderspit delft.

Larcenet: “We zijn hier enkele maanden of maximaal een paar jaar na de ramp. De natuur en zeker de flora, heeft zich nog niet kunnen herstellen. Ik wou ook geen kopie tekenen van The Last of Us, waarin bomen en planten zich al een weg hebben gebaand tussen de ruïnes. Ik heb de serie bekeken op hetzelfde moment terwijl ik aan het tekenen was aan De Weg. De Weg mocht daar absoluut geen doorslagje van zijn.”

 

Het hert en Sempé heb je toegevoegd aan het verhaal. Mocht het je eigen plot geweest zijn, wat had je er dan nog aan gewijzigd?

Larcenet: (stilte) “Toch die tekstballonnen. Ik zou daar een andere oplossing voor gezocht hebben. Ik worstel er nog steeds mee dat ik hier op de limieten van het beeldverhaal bots. Over de tekeningen ben ik heel tevreden. Ze geven perfect weer wat ik wou overbrengen. Het is wel opvallend dat hoe ouder ik word, ik steeds meer teruggrijp naar de strips van mijn jeugd: Morris, de profieltjes van Cosey, Hermann en zelfs Franquin waren directe invloeden voor De Weg.”

 

Franquin?

Larcenet: “Het zit hem in de prille kiemen van De Weg en dan vooral in de manier waarop ik de zwartvlakken inkleur. Ik ben dik tien jaar geleden gestopt met strips te lezen. Ik werd er te veel door beïnvloed. Elke keer ik een prima album las, wou ik hetzelfde doen. Ik heb dan de harde en moeilijke beslissing gepakt om niets nieuws meer te lezen en al mijn strips weg te doen. Ik heb enkel nog mijn jeugdcollectie over. Franquin was een van die grote liefdes. Hoe hij werkt met zwarte en grijze vlakken blijft ongeëvenaard.”

 

Op originele platen van Zwartkijken zag ik dat hij nooit vlakken zwart inkleurt, maar dunne, zwarte lijntjes heel dicht bij elkaar heeft getekend met een Rötringpennetje. Doe jij hetzelfde?

Larcenet: “Jaja! Ik werk volop met soortgelijke arceringen. Je zwartvlakken worden er in de uiteindelijke druk veel dynamischer door. Maar de invloed van Franquin gaat nog verder. Ik teken eerst de horizontale lijn en daar bouw ik dan de verticale lijnen op. Hoe verder ik in die prent kom, hoe duidelijker het wordt dat ik er niet veel aan moet toevoegen. Het gewicht van mijn tekeningen situeert zich rond de horizontale lijn. Franquin deed dit vooral in Guust Flater. Peyo deed dit zelfs nog extremer. Hij tekende zijn grondlijn net boven de rand van de kaderlijn en de Smurfen wandelden op die lijn. Alle perspectiefregels werden hierdoor bijna opgeheven. Je hebt enkel het kleine dorpje en de Smurfen die erin lopen. Door je op je platen niet te moeten gooien op perspectieven, breng je net de personages dichter bij je. Ook Guust speelt zich meestal binnenskamers af. Er zijn heel weinig grote spektakelprenten en zware diepteperspectieven. Ook hier is je betrokkenheid met de personages groter. En dat allemaal door die ene lage horizontale lijn met een of twee personages erop, waardoor het vogelperspectief totaal wegvalt. Doeltreffender wordt het echt niet. Vandaag voelt die techniek bovendien heel modern aan. Dubbelwin. (lacht) Je eerste vraag was er een over het lage camerastandpunt. Dit is dus gewoon gepikt van Peyo. De Weg is een verhaal van De Smurfen.” (lacht)

 

Het boek van Cormac McCarthy is een klassieke, lineaire vertelling zonder flashbacks, raamvertellingen of andere ingrepen. Heb je ooit zin gehad om dit te wijzigen?

Larcenet: “Nee, nooit. Dat lineaire trok me net aan. Al enkele jaren worstel ik met filmregisseurs en zelfs stripmakers die hun hele verhaal omgooien en verknippen om toch maar een grote spanningsboog te hebben. De Weg is een opeenvolging van anekdotes, groot en klein. De ene al spannender dan de andere. Ik vind dat prima. We moeten niet alles willen ombouwen en omgooien omdat dit vandaag zo hoort. Het leven zelf is ook niet één grote spanningsboog. Ik respecteer dus absoluut McCarthy’s impressionistische keuze. Het kwam me trouwens heel goed uit. Als ik vond dat een scène wat extra stiltepagina’s of ruimte nodig had, dan kon ik dat net doen. Ik moest niet of nauwelijks kijken naar het grote plaatje, maar er enkel voor zorgen dat ik de lezer niet verveel. Dit was voor mij een echte bevrijding. Eindelijk moest ik eens niet inzitten met wat men vandaag normaal vindt. Eindelijk kon ik eens uit de klassieke strip- en filmformat breken. Als je begint te letten op de algemeen aanvaarde narratieve format, dan word je horendol. Overal is het exact evenveel minuten of pagina’s voor de intro. Idem voor de actiescènes of het einde. Enzovoort. Het is zo triest. Voor de klassieke strip werkt dit nog steeds, maar je kan het ook anders aanpakken. Ik wil de klassieke strip niet afbreken. Een verhaal met een duidelijk begin en eind, boeit me nog steeds. Maar hier had ik de kans om het anders te doen en die heb ik ook gegrepen.”

Heb je De Weg ook lineair getekend?

Larcenet: “Hoe bedoel je?”

 

Ben je begonnen met het begin en heb je dan zo chronologisch verder getekend? Of heb je scènes door elkaar getekend zoals het ook gebeurt bij filmopnames?

Larcenet: “Nee, ik spring nooit. Ik ga altijd van A naar Z. Striptekenen is iets heel anders dan filmen. Erger nog: striptekenen is pure horror. Het gaat super langzaam en er lijkt geen einde aan te komen. De Weg bestaat uit meer dan vierduizend tekeningen. Vierduizend! Elke prent is een aparte tekening die ik nadien in een pagina heb ingelast. Was ik begonnen met het einde, dan had ik niets om naar toe te werken. Dan was de berg die ik over moest veel te groot. Mœbius, of beter gezegd Jean Giraud, hield zich ook altijd strikt aan de volgorde van hoe Jean-Michel Charlier zijn scenario aanleverde. Je maakt in het begin grafische keuzes die je een heel verhaal moet aanhouden. Van A tot Z werken, versterkt deze consistentie. Het is gewoon veel eenvoudiger.”

 

Toen ik de eerste keer De Weg las, was ik omver geblazen. Dit was zo hard. Er is geen hoop. Geen toekomst. Er is niets. En er zal altijd niets blijven. Je had het daarnet over de hoge berg die je over moest. Hoe heb je jezelf gemotiveerd om pakweg twee jaar te werken aan zo’n donker verhaal?

Larcenet: “Ik had geen keuze. Ik heb twee depressieve, vreselijke jaren beleefd. De kloterij met dit boek, is dat je niet eventjes op vakantie kan gaan om daarna vlotjes weer de draad op te nemen. Het is een verhaal dat aan je ribben plakt. Je moet datzelfde gevoel doorgeven aan je lezer. Je mag dit echt niet loslaten. Het tekenen gaat traag, maar de lezer draait snel die pagina’s om. Die spanning, die somberte, die sfeer moet je kunnen overbrengen en die moet altijd even intens blijven. In een klassiek verhaal kan je er eventjes uit. Maar hier niet. Na één jaar tekenen, zat ik ergens rond de helft en toen werd het ook zwaar voor mij. Het was echt veel, maar ik had geen keuze. Ik moest tot op de bodem gaan en ben er ook gegaan.”

 

Ow. Dat is zwaar. Ik dacht dat je soms afwisselde met het tekenen aan een humoristisch verhaal.

Larcenet: “Nee. Ik wissel nooit af. Een humoristische strip is ook technischer dan De Weg. Je moet rekening houden met veel meer wetmatigheden. De Weg is pure emotie. Als je dit ziet als je werk, dan komen de tekeningen ook veel killer over dan nu. Ik heb me volledig ingeleefd in elke tekening. Er staat altijd een spiegel voor me als ik teken. Ik imiteer dan de mimiek van mijn personages. Zo worden mijn personages geloofwaardiger en kom ik los van wat standaardposes. Bij elke strip die ik teken, gooi ik me. Ik kan niets half doen. Ik word er echt door opgeslorpt. Als ik aan het tekenen ben, moet alles wijken. Ik neem dan ook geen vakantie. Ik werk zes dagen op zeven. Enkel de zondag ga ik even langs mijn moeder. Pianist Glenn Gould zei ooit dat als je drie dagen niet speelt, je drie weken nodig hebt om opnieuw op je vorig niveau te komen. Hij heeft gelijk. Einstein had er ook eentje waarin ik me volledig kan vinden. Hij zei: 'Het is niet dat ik vlug werk. Ik werk gewoon de hele tijd.' Ik wil me intellectueel niet vergelijken met Einstein, maar ook ik werk de hele tijd. Ik heb altijd twee tablets bij me. Een ervan ligt zelfs naast mijn bed. Als ik ’s nachts niet kan slapen, werk ik nog wat aan de tekening. Als ik ’s morgens wakker word, teken ik eraan verder. Aan het ontbijt verbeter ik die nog wat. En zo gaat dat maar door. Het is heel uitputtend voor mezelf en mijn omgeving. Maar die werkwijze is noodzakelijk om de intensiteit over te brengen naar mijn lezers.”

 

Waw. Dit is wel heel diep gaan. Ik ben een zware fan van The Cure...

Larcenet: “Hé, ik ook!”

 

...En tijdens het Amerikaanse luik van hun Pornography-tournee (hun zwartgalligste maar ook een van hun beste albums, red.) hebben die mannen blijkbaar fors lol getrapt tot op het moment dat ze op het podium gingen.

Larcenet: “Ik begrijp dat wel. Als ik in groep ben, ben ik ook helemaal anders. Maar zo’n strips maak je alleen. Ik zou De Weg nooit in een studio, waar ook andere collega’s werken, hebben kunnen tekenen. Het verhaal zou er veel minder doorleefd uitzien. Ik kon die voorbije twee jaar ook geen moppen maken. Ik kon niet lachen. Ik zat er tot het diepste van mijn vezels in. Ik besef dat dit ook verschrikkelijk was voor mijn naasten, maar ik kon echt niet anders. Ze laten me gelukkig tijdens die intense periodes gerust.” (lacht)

Speciaal voor Manu Larcenet en interviewer Wouter Porteman The Cure live in Berlijn voor hun Pornography-tournee.

 

Ik had me voorgenomen om niets over het verhaal te vragen. Dat zijn immers de gedachten van Cormac McCarthy. Maar ergens begrijp ik niet waarom de vader absoluut wil blijven leven. Is hij te bang om te sterven?

Larcenet: “Je zegt het zelf. Ik ben McCarthy niet. Ik weet het dus ook niet. Ik had het ook lange tijd heel moeilijk om me in te leven in de vader. Van in het begin toont hij op geen enkel moment wat tederheid naar zijn zoon. Zelfs als hij zijn zoon wat cola geeft, blijft zijn masker op. Pas als hij aan zijn zoon uitlegt hoe je zelfmoord pleegt, begreep ik hem. Die man is zo wanhopig dat zijn zoon voorbereiden op een toekomst zonder hem het enige is wat voor hem nog belangrijk is. Hij zal hem nooit knuffelen of kussen, maar eerder afstoten. Hij stoomt hem zo klaar om alleen door het leven te gaan. Voor de zoon daarentegen is zijn vader het centrum van de wereld en de enige waarheid. (stilte) Mijn vader was ook zo. Hij zweeg voortdurend. Toen ik problemen had, zei hij enkel dat het voor mij wel erg lastig moest zijn. Hij begreep me op zijn manier. Tijdens het tekenen, werd ik steeds meer het kind en de vader steeds meer mijn vader. Zo kon ik toch liefde stoppen in het vaderpersonage. Het was echt lastig om me in hem in te leven. Toen mijn kinderen zo oud waren als de zoon, kon ik het niet laten om hen vast te pakken. Nu zijn ze volwassen en ik pak ze nog vast.” (lacht)

 

Nog eentje. In de atoomschuilkelder wordt in één keer de piramide van Maslow bevestigd (Maslow ordende zes behoeftes in een piramide. Pas als de onderste laag vervuld is, kan je een niveau hoger klimmen. Onderaan staan de lichamelijke behoeften, zoals slaap, eten en drinken. Daarboven de behoefte aan veiligheid. Pas als ook die vervuld is, komt er een behoefte aan sociaal contact, red.). Er is daar meer dan voldoende eten, slaapgelegenheid en ook veiligheid. Je ziet de vader en de zoon daar heel snel weer echte mensen worden. Toch besluit de vader om na een paar dagen weer op pad te gaan. Waarom?

Larcenet: “Die scène is inderdaad heel bizar. Het is daar de hemel op aarde, maar de omgeving biedt de vader toch te weinig zekerheid. Hierdoor dalen ze weer af naar de onderste trede van de Maslowpiramide. Hij zegt dat hij bang is dat de vijanden de schuilplaats gaan ontdekken. Tja. Ik weet het ook niet. Ik heb die scène dan maar integraal getekend zoals McCarthy ze heeft beschreven. Er zijn drie scènes waar ik echt mee heb geworsteld. De schuilkelder, het einde waarbij de zoon andere kinderen ontmoette — die heb ik er gewoon uitgehaald — en een scène waarin de vader vuurwerk afstak toen zijn zoon zo ziek was in die boot. Ook die heb ik eruit gehaald wegens ongepast vrolijk. (lacht) Bovendien viel dit absoluut niet te rijmen met de extreem voorzichtige kant van de vader. Dat werkte niet. Terug naar de bunkerscène. Ik kon er — net zoals jij — niet bij waarom de vader daar weg wilde. Ik heb die pagina’s zeker twintig keer herlezen. Zijn enige reden, die hij vaag laat vallen, is dat ze problemen zullen krijgen en dat ze ontdekt zullen worden. (diepe zucht) Ik heb echt gevloekt op die scène. Zijn drijfveer is zo zwak. Aan de andere kant was die scène een grafisch lichtpuntje. Ik heb me rot geamuseerd met pagina's vol conservenblikken te tekenen. Nee, echt! Het deed me denken aan de Kunstacademie, waar we ook dergelijke stillevenopdrachten kregen. Ik had dat sindsdien nooit meer gedaan. Maar verhaaltechnisch is dit een scène waar ik me ook niet comfortabel bij voel. Het is me te mysterieus.”

Het album wordt enorm goed onthaald door zowel de pers als het grote publiek. In enkele weken tijd is de eerste Franstalige druk van 100.000 exemplaren volledig uitverkocht. Intussen zijn de rechten wereldwijd verkocht en wordt het album in nog eens tien talen uitgegeven. Had je dit succes verwacht?

Larcenet: “Ik had het wel gehoopt, maar je weet dit nooit zeker. Tijdens het tekenen was ik echt bang dat de lezers gaandeweg zouden afhaken. Bovendien is het geen evident verhaal. Ik ben momenteel én opgelucht én verheugd door de nagenoeg unaniem positieve reacties. Ik ben echt diep gegaan bij het maken van deze strip. Vandaag heb ik het gevoel dat de positieve respons ruimschoots het twee jaar afzien goedmaakt. Ja, ja, ik ben echt tevreden. Het doet me goed dat de strip breed wordt opgepikt en dat ik tijdens interviews merk dat de lezers mijn technische en grafische keuzes hebben opgemerkt en waarderen. Nogmaals. Ik geniet momenteel met volle teugen.”

 

Heb je nog reactie gehad vanuit de omgeving van Cormac McCarthy?

Larcenet: “Dat weet ik eigenlijk niet. Ik zou dat eens moeten vragen aan mijn uitgever. Hij heeft contacten met de agent van McCarthy. Ik ga er wel vanuit dat ze tevreden zijn, want anders hadden ze mijn bewerking niet laten doorgaan. Ja, ik was er al aan begonnen voor ik de goedkeuring kreeg. Dargaud heeft dan met mijn uitgebreide motivatiebrief en de eerste platen in de hand de onderhandelingen voor de rechten gevoerd. Op dat moment waren nog twee of drie andere tekenaars in de running. Ik heb geen idee wie ze waren. Ik weet zelfs niet of het Europeanen waren. Het moet zijn dat de omgeving van McCarthy tevreden was, want we kregen de rechten. Ik was verrukt. Niet lang ervoor was ik immers de rechten misgelopen van Tideland van Mitch Cullin. Ooit nog magistraal mooi verfilmd door Monty Python-lid Terry Gilliam. Zijn film was wel een gigantische flop aan de kassa. (grijnst) Ik zat echt in de put. Een collega gaf me toen De Weg. Een somber boek om me op te vrolijken. (lacht) Nog diezelfde avond had ik het boek uitgelezen. Ik was verkocht. De film met Viggo Mortensen sla je best over (de soundtrack van Nick Cave en Warren Ellis is wel de moeite voor liefhebbers van filmmuziek, red.). Die is me te Hollywoodiaans en mist de rauwheid en diepe tristesse van het boek. Die wou ik in de strip er echt inleggen.”

 

Wat vond McCarthy van de proefplaten?

Larcenet: “Geen idee. Ik denk niet dat McCarthy, die erg teruggetrokken leefde, mijn werk zelfs heeft gezien. Hij overleed immers al een paar maanden nadien (hij overleed op 3 juni 2023, red.). De man was echt een kluizenaar. Hij meed elk publiek optreden, had geen internet, geen mailadres en had zelfs geen telefoon. Weet je, ik was al veertig pagina’s ver toen mijn uitgever zei dat The Road een Pulitzerprijs had gewonnen. Ik wist dat dus echt niet! Dat gaf me zo’n boost dat ik toen extra mijn best heb gedaan. Ik wou het werk van McCarthy alle eer betonen.”

 

Dat is je zeker gelukt! Hartelijk bedankt voor deze prachtige, pakkende strip.

Met dank aan Bert Van Roy.

 

De Weg is uit sinds 19 juni 2024 en verscheen bij Dargaud. 160 pagina's, hardcover, 29,99 euro.