Kyoto International Manga Museum

Met een missie omtrent Willy Vandersteen

20 mei 2024 Fotoreportages
tekst en foto's: David Steenhuyse

 

In mijn jeugd reisde ik de wereld — en ver daarbuiten — rond dankzij de strips van Willy Vandersteen. Die reizen bleven beperkt tot het omslaan van de pagina’s van zijn albums. Ze leverden me wel een heleboel interesse en kennis op die me de laatste jaren ook in de praktijk van pas komen door werkelijk rond te reizen. Voor een bezoek aan Japan bieden verschillende van zijn strips een inspiratie. Tijd om voor Vandersteen iets terug te doen...

 

300.000 strips

Tijdens mijn Japanse reis (lees hier deel 1 en deel 2) mag een bezoek aan het Kyoto International Manga Museum allerminst ontbreken. Het is meer dan enkel een museum met een permanente tentoonstelling en regelmatig wisselende expo’s. Het is in de eerste plaats een grote stripbibliotheek met vijftigduizend titels die je ter plaatse vrij kan lezen. Het is ook een ontmoetingsplaats voor wie van strips houdt, met tal van evenementen, workshops, animatie voor kinderen en volwassenen, lezingen, seminaries en diverse meer.

Het heeft ook als doel om manga’s en bijkomend internationale strips te bestuderen en te bewaren. In de archieven staan nog eens een kwart miljoen strips opgeslagen, wat de totale inboedel op driehonderdduizend strips en verwante publicaties brengt. Dat gaat van karikaturen op houten blokken uit de achttiende-eeuwse Edo-periode over tijdschriften uit de vooroorlogse decennia tot moderne, populaire strips.

Maanden van tevoren raadpleeg ik de online databank met steekproeven van Europese auteurs. Hergé en André Franquin horen er vanzelfsprekend bij, maar er is ook een opmerkelijk aanbod van Mœbius, Jacques Tardi en Régis Loisel. Ik kijk er vanop dat er van Raoul Cauvin vijf strips aanwezig zijn, waarvan twee Nederlandstalige. De aanwezigheid van Willy Vandersteen is daarentegen gering: zes albums van het studioproduct Schanulleke Spelend Leren. Dat kan beter, vind ik. Ik leg mezelf een missie op en contacteer het museum.

De Osamu Tezuka van België

Een paar weken voor mijn vertrek naar Japan vraag ik een rondleiding in het museum aan met het oog op een reportage voor Stripspeciaalzaak.be. Ik stel onze website voor en vertel daarbij over hun gelijkaardige opzet van het Belgisch Stripmuseum in Brussel. Ik bied meteen ook aan om twee Vlaamse strips te komen doneren.

Ten eerste kies ik voor het album De Gouden Cirkel in de reeks Suske en Wiske. Ik prijs het aan als: “In 1959 maakte Willy Vandersteen samen met een journaliste een reis van drie maanden naar Japan en andere landen in Azië. Hij illustreerde de artikelen voor een krant over hun bezoek aan Kyoto, Nara, Tokio en meer. Voor zijn eigen strips gebruikte hij zijn documentatie en stuurde hij zijn helden naar Japan. De Gouden Cirkel gaat over vriendschap en opoffering. Tegelijkertijd maken de lezers kennis met enkele aspecten van de Japanse cultuur. Maar voor Japanse lezers zou het interessant zijn om te zien hoe westerlingen Aziatische mensen zien. Willy Vandersteen is een van de belangrijkste stripmakers van België. Toen Astro Boy in het Nederlands werd vertaald, door dezelfde uitgeverij van de strips van Willy Vandersteen, stelde de uitgeverij Osamu Tezuka voor als ‘De Willy Vandersteen uit Japan’. Ze waren even belangrijk, ze hadden allebei een ongelooflijke hoeveelheid publicaties en creaties en ze werkten allebei met studio's en assistenten. In zekere zin zouden we kunnen zeggen dat ‘Osamu Tezuka de Willy Vandersteen van België is’.”

De tweede titel is een integrale van De Rode Ridder, meer bepaald De Biddeloo-jaren integraal 12 waarin het verhaal Ninja! Van Karel Biddeloo is opgenomen. Daarover geef ik de volgende uitleg: “Karel Biddeloo was een assistent van Willy Vandersteen die de stripreeks bedacht. Het is een verzameling van zes verhalen uit 1984 en 1985. De held is een ridder die de hele bekende wereld in de middeleeuwen bezoekt. Er komt veel fantasy en wat horror bij kijken. Een van de personages is Merlijn, de tovenaar van koning Arthur, welbekend in onze populaire cultuur. In een van de gebundelde verhalen, Ninja!, bezoekt het hoofdpersonage, Johan, Japan en ontmoet samoerai, ninja’s en een daimyo. Hij maakt ook kennis met Japanse wapens, zoals de katana. Dit verhaal zit vol respect voor Japanse tradities. In een van de andere verhalen is er een inleiding over een beroemde historische veldslag in België in 1302 met veel heldenmoed en ridderlijkheid.”

Een tijdje later krijg ik een positief antwoord op mijn verzoek. Zowel het bezoek, met een privérondleiding, als de geplande donatie worden aanvaard. Hiroko, de Public Relations Officer, regelt nog een Engelstalige gids voor me.

Omdat door het tijdsverschil ik domweg een dag eerder in Japan aankom dan ik maanden van tevoren bij het boeken van de hele reis doorheb, start de reis al met een extra te boeken overnachting in Osaka, dat ik ook vanuit Zaventem via een tussenlanding in Qatar kan bereiken. In Osaka is de dichtste luchthaven bij Kyoto, waar ik een volle week verblijf. Door die ontregelde datums meld ik me een dag te vroeg aan op de afspraak. Dat is me pas duidelijk aan de kassa waar Hiroko me komt opzoeken en me vriendelijk op de correcte datum wijst.

Ondertussen merk ik dat het museum druk wordt bezocht. Het is een aangenaam weertje. Op het voorplein zitten of liggen tientallen vooral jongere bezoekers, al dan niet op picknickmatjes, velen met een strip in de hand. Na het misverstand druip ik terug af na het bevestigen van de afspraak voor morgen.

Stripmuren

Morgen een nieuwe kans. Ik stop nog even in het café aan de ingang van het hele domein. Daar valt mijn mond open. Alle muren zijn er volgetekend door gerenommeerde striptekenaars die de voorbije twee decennia uitgenodigd waren in het museum. Ik zie niet alleen het bloedmooie werk van heel wat Japanse tekenaars, maar ook Blacksad van Juanjo Guarnido en Majoor Fataal van Mœbius. Ik schrijd traag langs de muren en zie Ravian en Laureline van Jean-Claude Mézières en tekeningen van Jean-David Morvan, Éric Liberge, Étienne Davodeau, Emmanuel Lepage, Olivier Ledroit, Jacques de Loustal, Catherine Meurisse, Rubén Pellejero en Pen Ward.

Deze stripmuren doen me niet alleen denken aan het unieke stripmuurparcours in Brussel en in mindere mate dat van Antwerpen, maar ook aan het interieur van stripspeciaalzaak Expérience in Lyon, waar ik in november 2023 terechtkwam. Ook daar zijn de muren volgetekend door alle tekenaars die er ooit kwamen signeren. Zie deze reportage. Als dit al een voorbode is, staat me morgen heel wat meer kijkplezier te wachten.

Veelzijdig

Ditmaal op het juiste moment van afspraak, op een zaterdag, maak ik kennis met een delegatie van drie vrouwen, Bonnie, Tomoko en Keiko die me begroeten. De twee laatsten werken op de bibliotheekafdeling van het museum. Bonnie werkt voor de Kyoto Seika Universiteit, de Faculty of Manga Department of Manga, Instructor of Story Manga Course, en ze is onderzoekster bij het International Manga Research Center. Ze is een Koreaanse die in Duitsland heeft gestudeerd. Mijn Duits is te ontoereikend om haar rondleiding in die taal te volgen. Engels volstaat.

Het museum is ondergebracht in een voormalige basisschool in samenwerking met de Kyoto Seika Universiteit en de stad Kyoto. Wekelijks zijn er events, komen er tekenaars hun werk voorstellen of kan je als tekenaar in spe advies aan ze vragen. We stoppen eerst bij een afdeling tussen de kassa en de museumshop. In een tiental kasten staan manga’s die in het buitenland zijn uitgegeven, maar ook een overzichtje van in het Japans uitgegeven strips van buitenlandse auteurs of voorbeelden van strips in hun originele talen. In mijn handen houd ik Japanse vertalingen van Blacksad, Onder Palestijnen van Joe Sacco, een Spaanstalige Paling & Ko, Franstalige pockets van de oerversies van Kuifje, albums van XIII, Witte Tijgerin, Murena, Wayne Shelton, Melisande, enzovoort.

Verschillende Europese strips in de openbare bibliotheek. Er zit een rotatiesysteem in zodat strips uit de archieven regelmatig omgewisseld worden met wat er vrij te lezen is.

 

Vervolgens stappen we door een lange gang met metershoge boekenrekken. In een hoek kan je karikaturen van jezelf laten tekenen voor omgerekend 11 euro. Het concept is populair bij de bezoekers en er is een wachtlijst waarvoor je je moet aanmelden. We passeren ook een wand met manga’s die zijn uitgegeven van afgestudeerden.

Karikaturen door aanwezige tekenaars en een kast met manga's van afgestudeerden.

 

Een van de leeszalen is voorbehouden voor kinderboeken, aangevuld met mangareeksen. Kinderen lezen er in hun eentje, zittend of languit liggend op de vloer. Anderen laten zich voorlezen door volwassenen. Er heerst een rustige sfeer.

Een van de leeszalen. Plaats voor jong en oud.

 

Bonnie wijst me in een gang op het plafond. Affiches van voorbije tentoonstellingen zijn erop aangebracht. Ze getuigen van een grote variatie aan stijlen en genres, tekenaars en fenomenen. Aan de muren hangen een honderdtal ingekaderde maiko’s (leerling-geisha’s) door even veel verschillende striptekenaars.

Affiches aan het plafond.

Frans-Belgisch staalkaartje

Voordat we aan de expogedeeltes beginnen, gaan we de trappen af naar de kelderverdieping, waar het immense archief is opgeslagen. Dat is niet toegankelijk voor het publiek. Enkel op specifieke aanvraag, minstens een week op voorhand, kan je aangevraagde titels uit de databank raadplegen, bestuderen of lezen. De temperatuur is er kouder, de strips worden er secuur bijgehouden onder allerlei getallen- en museumcodes. De collectie is vooral tot stand gekomen dankzij donaties, zoals van mij. De inkomsten van het museum komen voornamelijk van betalende bezoekers en steun van de stad Kyoto en de universiteit. Op goede dagen passeren zevenhonderd tot duizend bezoekers de kassa.

Ik mag een kijkje nemen in een van de gangen waar Belgische en Franse strips bij elkaar staan. Ik zie Franstalige albums en nagenoeg complete reeksen staan van Peter Pan, Magasin Général, Op Zoek naar de Tijdvogel en De Grote Dode van Loisel, strips van Lepage, Guarnido, Tardi, Arthur de Pins en heel wat albums van Romain Hugault. De Belgen zijn vertegenwoordigd met een integrale van Baard en Kale en telkens één of een paar titels van Guust Flater, Johan en Pirrewiet, Jeremiah, Cédric, Kid Paddle, Largo Winch, De Blauwbloezen, XIII, Melisande,... Er staat ook een exemplaar van Robbedoes in Tokio door Jose Luis Munuera en Jean-David Morvan. Uit de collectie Vrije Vlucht staat een bescheiden selectie met werk van Jean-Philippe Stassen, Philippe Dupuy en Charles Berberian, Jean-Claude Denis, Emmanuel Guibert, Christian Lax, Baru,...

Ik bestudeer verder de albums op de planken. Okko van Hub, De Hemel boven Brussel van Yslaire, de reeks Samoerai van Frédéric Genêt en François Di Giorgio in twee verzamelboxen, Bollie & Billie, Isabelle Avondrood, Ravian als integrales, Djinn, Murena, Kuifje, De Duistere Steden, Rik Ringers, Luc Orient, Thorgal, De Schorpioen, De Kronieken van de Zwarte Maan, De Kinderen van de Wind, Bruce J. Hawker,... De collectie lijkt me wat lukraak, zelden complete reeksen, veel titels die in het Frans geen potten braken of die stopgezet raakten, maar in zijn geheel is het wel een staalkaartje van wat in onze streek bekend is of was. Tussen Franstalige uitgaven staat ook een gagalbum van Cowboy Henk. Ik vertel het Japanse gezelschap dat de twee auteurs, Herr Seele en Kamagurka, uit mijn streek komen, in Oostende, niet ver van Brugge. Keiko merkt op dat het dan wel bijzonder moet zijn om zo ver van huis iets uit eigen streek terug te vinden. Ik beaam dat.

De collectie kampt zoals in elk museum — of net zo goed bij stripverzamelaars — met plaatsgebrek. Donaties worden eerst bestudeerd voordat ze aanvaard worden. De ene auteur is hier dan ook beter vertegenwoordigd dan de andere, waar uitnodigingen vaak mee te maken hebben. Zo is bijna de hele reeks Konvooi van scenarist Morvan aanwezig, evenals de spin-off Nävis. Van Liberge, die hier ook is langsgekomen, staat de reeks De Heer Vastenavond van As op de planken, vlak bij een integrale van Comanche en Caatinga, allebei van Hermann, die broederlijk naast een Buddy Longway van voormalig Kuifje-collega Derib prijkt.

Ruggen bekijken in het archief.

 

Een klassieker als Het Gele Teken van Edgar P. Jacobs opent dan weer een hele rij met strips van Nicolas de Crécy, Philippe Druillet, De Metabaronnen, De Klaagzang van de Verloren Gewesten, Philemon, Gotlib en de complete reeks Ravian in losse hardcovers, alles in het Frans. Keiko laat me weten dat het niet altijd meevalt om de juiste auteurs te achterhalen of het land van herkomst van een album. Zo merk ik op dat Kuifje bij Frankrijk staat omdat die specifieke albums in Frankrijk zijn gedrukt. Voor de Amerikaanse comics is het al helemaal een opgave omdat potloodtekenaars, inkters, inkleurders en soms een hele batterij andere medewerkers in het colofon staan vermeld. Er wordt opgemerkt dat men in de Verenigde Staten inkters belangrijker lijkt te vinden. In Japan wordt de potloodtekenaar als de hoofdtekenaar beschouwd, meestal is die ook de bedenker van de stripreeks. Ik bied spontaan mijn hulp aan om voor nieuwe donaties van Europese strips me te contacteren zodat ik er de juiste auteurs en nationaliteiten voor kan geven. Die hulp wordt in dank aanvaard. Dat is werk voor later.

Op een plank met veel werk van Mœbius, die in Japan ook wel enige bekendheid geniet, staat nog meer alternatiever werk van Georges Wolinski en voorwaar het one-shot Sade door Griffo en Jean Dufaux. Lewis Trondheim, Enki Bilal, Lorenzo Mattotti, De Arabier van de Toekomst,... we kunnen blijven opsommen. Maar dus geen Willy Vandersteen, laat staan ander werk van Vlaamse of Nederlandse auteurs die ik bij dit snelle grasduinen niet te zien krijg.

Officiële donatie

Uit mijn rugzak haal ik de twee albums die ik het museum graag zou schenken. Bij het doorbladeren van Suske en Wiske grinniken de dames bij de scènes die zich in Japan afspelen. Ik probeer te duiden dat de strip van meer dan zestig jaar geleden dateert en dat de voorstelling van oosterse mensen met kanariegele huiden gewoon gemakzuchtige stereotyperingen van toen waren. Ik voeg er wel aan toe dat Willy Vandersteen de Japanners in zijn strip met het nodige respect presenteerde. Die achterhaalde clichés brengen hun echter niet aan het lachen, ze vinden de kapsels van de Japanse mannen gewoon erg gedateerd en grappig.

De gedateerde kapsels in Suske en Wiske: De Gouden Cirkel maken mijn gidsen aan het lachen.

 

Bij het openen van de integrale van De Rode Ridder schuift de bijhorende prent van Fabio Bono op de tafel. De gidsen zijn erg te spreken over de illustratie met toevallig een Japans tafereel. Bij het doorbladeren van Ninja! komen we bij de door Karel Biddeloo gebruikte foto’s die hij in zijn tekeningen aanbracht. Een van de afgebeelde torens lijkt volgens mij uit Nara te komen, waar ik eerder die week naar stond te kijken. Ook in Kyoto staat een gelijkaardige pagode. Het kasteel in het verhaal zou dat van Kyoto kunnen zijn, maar dat Nijo-kasteel is pas in 1603 gebouwd en bestond dus nog lang niet in de periode van De Rode Ridder. De kledij van de daimyo is volgens Keiko eerder Chinees dan Japans. Biddeloo tekende de kleren van samoerai Yorimoto daarentegen wel geloofwaardig. Ik vraag hun of hij zijn kimono correct heeft omgeslagen. Ik had gelezen dat die niet om het even wordt dichtgemaakt. De kimono links over rechts sluiten, met de juiste knoop, is correct. Andersom is voorbehouden voor het opbaren van overledenen. Biddeloo heeft het juist getekend.

De Rode Ridder lees je op historisch gebied dus best altijd met een korreltje zout. De gidsen wijzen me er echter op dat sfeer en vertelling in strips voor hen belangrijker zijn. Ik vertel dat lezers van de strips van Romain Hugault zelfs letten op de bouten en moeren op de vliegtuigen die hij tekent omdat hij heel wat luchtvaartliefhebbers onder zijn lezers telt voor wie een vliegtuig correct moet zijn. Daar kijken de gidsen niet van op. “Dat kennen wij ook met strips over treinen”, krijg ik als voorbeeld.

Karel Biddeloo verwerkte foto's van Japanse gebouwen en landschappen in De Rode Ridder: Ninja!, maar niet uit het juiste tijdperk. De kimono van samoerai Yorimoto is historisch correct. De kledij van de Daimyo is echter veeleer Chinees dan Japans. Het kasteel van landheer Tatsuya Nakadai, een personage uit het verhaal, is hoogstwaarschijnlijk het Kraaienkasteel dat zich in de stad Matsumoto bevindt.

 

Ik vertel daarop de anekdote van Edgar P. Jacobs die zijn in Japan afspelende Blake en Mortimer-verhaal De 3 Formules van Professor Sato maandenlang onderbrak tijdens de voorpublicatie in Kuifje omdat hij niet over documentatie beschikte over hoe Japanse vuilnisbakken eruitzagen. Toen hij eindelijk het benodigde beeldmateriaal had gevonden, bleken de vuilnisbakken er hetzelfde uit te zien als bij ons. De dames proesten het uit en al snel komt de vraag: “Maar was het belangrijk voor het verhaal?” “Wel, er wordt toch met een deksel gegooid”, antwoord ik.

Dit gezegd zijnde, in alle steden die ik in Japan bezoek, zijn er op straat bijna geen openbare vuilnisbakken te vinden. En toch is het er kraakschoon, de schoonste steden die ik zelfs ooit heb bezocht. Voedsel is er nochtans overmatig verpakt. De collectieve inzet van de Japanners om hun eigen straten schoon te houden, is opmerkelijk en overal zichtbaar. Er is ook geen aanleiding om troep op straat te gooien, want het is not done om op straat te eten, laat staan van een flesje te drinken. Banken om even op te rusten of te eten, tref je er ook zelden, behalve in parken. Op den duur raak je eraan gewoon om plastic verpakking, lege flesjes (waar ik stiekem toch van drink) en ander afval bij je te houden tot je terug in je hotelkamer bent om alles weg te gooien in de prullenmand. Tenzij je onverwachts toch een vuilnisbak tegenkomt — waarbij je altijd moet sorteren — aan een druk kruispunt, in metrostations of naast een van de vele drankautomaten, waar je echter enkel blikjes of flesjes in kan gooien.

De vuilbakscène uit Blake en Mortimer: De 3 Formules van Professor Sato kostte Edgar P. Jacobs maandenlang om documentatie voor de juiste Japanse vuilnisbakken te vinden. Het verhaal speelt zich gedeeltelijk af in Kyoto. De Hokan-ji-tempel met de grote toren en de buitenkant van het Nijo-jo-kasteel komen er ook in voor. Ik had net zo goed dit album kunnen doneren. Dat is dan maar voor een volgend bezoek.

Handen van striptekenaars

Volgende stop is een kamer op de eerste verdieping waarin weer gelezen kan worden, maar waar vooral in gips gegoten handen met een potlood erin de aandacht trekken. Het zijn de handen van striptekenaars uit Japan en het verre buitenland die hier sinds 2007 zijn langsgekomen op officieel bezoek. In de vitrines bij de handen staan bovendien tekeningen die ze speciaal voor het museum hebben gemaakt. Het houten blokje waarop de gipsen handen zijn bevestigd, zijn gesigneerd door de artiesten.

Foto’s maken is verboden. Je zal eigenhandig naar het museum moeten afzakken om oog in oog te staan met replica’s van de tekenhanden van onder meer Mœbius, Riad Sattouf, Romain Hugault, Otomo Katsuhiro, Juano Guarnido, het duo Jean-Claude Mézières en Pierre Christin, Jiro Taniguchi en een van de grootste Japanse sterren, Hayao Miyazaki. De volledige lijst vind je hier.

Tientallen gipsen handen in vitrines.

 

In de kamer ernaast is er kinderanimatie voorzien met een voorstelling. Dat wordt druk bijgewoond. Het heet Kamishibai, een traditionele manier van storytelling met beelden, vol enthousiasme en overgave verteld, te vergelijken met straattheater.

Wall of Manga

Via een passerelle gaan we terug naar beneden. We gaan daarbij langs het grote uithangbord van het museum: de gele vogel Phoenix, een creatie van Osamu Tezuka uit 1954. Tezuka beschouwde het verhaal over reïncarnatie als zijn levenswerk, bestaande uit twaalf hoofdstukken die zich afspelen in uiteenlopende tijdperken en op verschillende plaatsen. Hij heeft het echter nooit afgewerkt. De hoofdstukken verschenen doorheen de decennia tot zijn dood in 1989. Verschillende van de op zichzelf staande hoofdstukken schopten het niettemin tot tekenfilms en een live action-film. Het 3D-beeld in het museum is een metersbrede uitvoering op een Pruisisch blauwe achtergrond. Erg mooi om te zien.

De vogel Phoenix uit het gelijknamige levenswerk van Osamu Tezuka. © Tezuka Productions

 

In de grootste zaal is de permanente expo over de geschiedenis en het maken van manga’s ondergebracht. Rondom staan er metershoge kasten waarin per periode vanaf 1912 of per jaar tientallen manga’s uit die jaren staan. Je mag ze uit de kast nemen, doorbladeren of lezen. Kostbare, antieke exemplaren staan uiteraard buiten handbereik. Ik herken heel wat oude en nieuwere reeksen in tal van genres. Sommige zijn wereldberoemd geworden, zoals Akira, Naruto, Dragon Ball en One Piece. Heel wat tentoongestelde reeksen raakten ook in het Nederlands vertaald. Dit is de befaamde Wall of Manga van het museum, een historisch overzicht van Japanse stripproducties.

Op panelen in het middengedeelte krijg je in zowel Japans als Engels een geschiedenisles over manga’s. Er hangen voorbeelden van stripachtige fragmenten uit 1720. Als ik gids Bonnie erop wijs dat de aanwezigheid van tekstballonnen bij een ander voorbeeld al van 1865 dateert, vult ze zelf al aan dat veel striphistorici het begin van de tekstballon toewijzen aan de Amerikaanse krantenstrip The Yellow Kid, die pas in 1895 start. Striphistorici kijken blijkbaar niet verder dan hun neus lang is.

Ik neem volop foto’s van de panelen, van uitgestalde manga’s en close-ups van tentoongestelde werken. Voor mijn informatiegaring is dat geen probleem. Om ze op een website te publiceren, ligt dat gevoeliger. In Japan rusten copyrights op beeldmateriaal, zelfs op covers. Ik leg uit dat om journalistieke bedoelingen het in België rechtmatig is toegestaan om rechtenvrij covers te laten zien. We maken de afspraak dat ik eerst de te gebruiken foto’s voorleg om toestemming te krijgen.

Tekstballonnen uit de negentiende eeuw en vroege manga's uit de twintigste eeuw.

Papier en digitaal

Ik deel intussen zelf informatie over Europese studiosystemen, hoe Europese tekenaars te werk gaan, subsidies en hoe strips bij ons de lezers bereiken. Bij dat laatste geef ik mee dat dit almaar minder het geval is door een verouderend publiek en jongeren die er minder interesse voor hebben omdat ze veel meer ander tijdverdrijf tot hun beschikking hebben. Ik leg ook nog uit dat we vroeger een sterk landschap van stripweekbladen hadden. In Japan is dat nog steeds een vereiste om te kunnen doorbreken. Wekelijks en maandelijks verschijnen stripbladen die als telefoonboeken zo dik zijn. Die blijven belangrijk. De wekelijkse hoofdstukken worden om de twee-drie maanden gebundeld in tankōbons, wat wij gewoon als mangapockets kennen. Het grootste weekblad, Shōnen Jump, verschijnt nog steeds in een oplage van 1,3 miljoen exemplaren. Daarin kwamen reeksen als One Piece, Dragon Ball, Naruto, Slam Dunk, Demon Slayer, Bleach, Fist of the North Star en My Hero Academia tot stand. Toch is ook hier een kentering aan de gang. De oplage bedroeg in de glorieperiode, de vroege jaren 1990, meer dan 6 miljoen exemplaren per week, terwijl er sinds het eerste nummer in 1968 meer dan 7,5 miljard exemplaren zijn verkocht. Extra inkomsten haalt het uit digitale verkoop. De app van het weekblad reef in 2023 meer dan 50 miljoen euro binnen.

Meer dan bij ons is er een verschuiving van papier naar digitaal, hoewel ik uit een recent artikel leer dat Japanners voor hun muziek nog steeds grotendeels voor fysieke dragers kiezen. Uit cijfers in 2022 blijkt dat de Japanse muziekmarkt met een omzet van 2 miljard dollar de tweede grootste ter wereld is. Uit de volledige verkoop van dat jaar halen fysieke dragers nog steeds een aandeel van 66%. Een verklaring is te vinden bij de ouderdom van de kopers die het beleven van hun hobby of passie nog steeds graag delen via tastbare voorwerpen. Japan is een vergrijzend land. Niettemin stijgt het streamen van muziek jaarlijks met forse percentages.

Vóór mijn reis werd me wijsgemaakt dat iederéén in de metro manga’s zit te lezen. In werkelijkheid is daar geen sprake van. Tijdens de tientallen metroritten in de twee weken Japan zie ik niemand manga’s op papier lezen. Ik kijk ongegeneerd mee op hun schermen en zie bij slechts een drietal dat ze online manga’s lezen. Ik vertel dat aan de gids. Die verandering is gekend. Een torenhoge, wereldwijde recordverkoop van meer dan 523 miljoen exemplaren sinds 1997 voor de reeks One Piece van Eiichiro Oda ziet ze in de toekomst niet meer voor een andere stripreeks weggelegd.

One Piece, de best verkochte stripreeks ter wereld. Ook populair als animereeks en door een recentere live action-reeks.

Rijk worden dankzij goktoestellen

Het belang van de papieren voorpublicaties is echter niet te onderschatten. De expo verschaft namelijk niet alleen leerzaam inzicht over geschiedenis en productie. Bij een paneel over inkomsten uit publicaties krijg ik een interessante rekensom voorgeschoteld. Een nieuwkomer die een wekelijkse publicatie kan versieren, krijgt daar omgerekend 71,56 euro per pagina voor. Zo’n wekelijks hoofdstuk vergt weliswaar het tekenen van 18 pagina’s. 18 pagina’s x 71,56 euro x 4 weken = 5.152,03 euro bruto-inkomen, waarvan 10% belastingen wordt afgetrokken. 18 pagina’s per week krijgen echter weinig tekenaars voor mekaar. Daarom moeten assistenten of studiomedewerkers aangeworven worden. Op het voorbeeld wordt uitgegaan van drie werknemers. Die moet de werkgever ook onderdak in een studio en eten geven. Op het paneel staan alle onkosten in detail uitgeschreven, van het aantal maaltijden per dag over tekenmateriaal tot verwarming en airco. Al die uitgaven en lonen bij elkaar kosten de stripauteur 3.914,11 euro per maand. Zelf houdt hij er 722,72 euro netto-inkomen aan over. Dat is geen vetpot, maar wel een begin.

Hoe meer een stripreeks bekendheid geniet, hoe meer het wordt ingezet voor merchandising en bewerkingen in (teken)films. En dan begint het geld pas goed binnen te lopen. Maar wat in Japan werkelijk een immens financieel verschil maakt, nog meer dan animebewerkingen, is wanneer stripfiguren op gokmachines terechtkomen. "Dan word je als striptekenaar pas goed rijk", brengt de gids me bij. Hun figuren komen dan te staan op slotmachines en op pachinko. Die laatste zien eruit als een arcadespel, maar het zijn feitelijke gokautomaten, een soort verticale flipperkast met balletjes die voor prijzen ingeruild kunnen worden. Het moet gezegd, in zowel Osaka, Kyoto als Tokio zag ik hele gebouwen, pachinkohallen, met op elke verdieping ettelijke gokautomaten die versierd zijn met strip- en tekenfilmfiguren. Principieel zijn er tekenaars die weigeren om hun personages uit te lenen aan die immense gokindustrie. Japan mag dan wel strenge gokwetten hebben — gokken voor geld is er zelfs illegaal — maar pachinkoballen inruilen voor prijzen of voor tokens die buiten de pachinkohallen voor geld worden ingewisseld, kan wel. In 2029 pas zal Japan een eerste casino openen om meer toeristen te lokken, ondanks dat tot 3,2 miljoen Japanners ooit met gokproblemen te maken hadden.

In het museum staat een slotmachine als voorbeeld. Die vind je in honderdvoud in de vele pachinkohallen in Japan. De laatste foto's zijn van een pachinkohal in Kyoto, waar buiten de stripfiguren uit de mangareeks Neon Genesis Evangelion worden uitgespeeld. In het de Kiekeboes-avontuur Tienduizend Dagen belanden Marcel en Charlotte in zo'n gok- en spelpaleis.

 

Het belang van de stripbladen zit ’m ook in de maandelijkse wedstrijden die ze voor debutanten organiseren. Daarbij zijn hoge geldbedragen en publicatiekansen te winnen. Ik vraag me luidop af of dat nog wel nodig is in een markt waar jaarlijks zo’n honderdduizend nieuwe strips in tijdschriften en in manga’s verschijnen en waar duizenden stripmakers actief zijn. “Ze zijn vooral op zoek naar goede stripmakers”, benadrukt de gids de bedoeling van die wedstrijden.

Discussies over gebakken eieren

Op het parcours van de expo staat een paneel over buitenlandse strips met uitgestalde voorbeelden. Die wisselen om de zoveel tijd. Op het moment van het bezoek staan onder meer albums van de Franse stripreeks Samoerai, die in het Nederlands bij Daedalus verschijnt, de Europese mangareeks Last Man en Watchmen. Op een wereldkaartje staat de export van manga’s aangegeven om te duiden waar Japanse strips wereldwijd worden gepubliceerd en gelezen. Ook België staat erop vermeld.

In deze permanente expo worden om de zoveel tijd uitgestalde manga's en buitenlandse strips gewisseld met andere strips uit de archieven. Bij elk nieuw bezoek krijg je dus een ander aanbod te zien.

 

We gaan verder naar een tijdelijke expo. Nog tot 25 juni loopt er een overzicht van het werk van Go Ohinata. De expo viert de dertigste verjaardag van zijn carrière met zo’n honderddertig originelen. Hij publiceert voornamelijk korte komische strips, wat geen lucratieve vanzelfsprekendheid is voor een publiek dat voornamelijk van langere fantasy-, avonturen- of andere genrestrips houdt. Met een specifiek, kort verhaal brak hij wel door. In dat verhaal gaat een man op date bij een vrouw die voor hem gebakken eieren serveert. Over de manier waarop die bereid worden, ontspint zich tussen hen een felle, expressief in beeld gebrachte discussie. De man kan maar niet aannemen dat zijn date van een andere bereiding houdt. Het leidt naar een reactie van de vrouw die haar date resoluut afwijst. Striplezers waren er gek op en het ontlokte ook in werkelijkheid discussies over wat de beste manier is om eieren te bakken. Daarop maakte Go Ohinata nog meer gelijkaardige strips.

Tijdelijke expo van Go Ohinata.

 

Deze expo wordt eind juni opgevolgd door een tentoonstelling over de stripreeks Thermae Romae van Mari Yamazaki, een persoonlijke favoriet van gids Bonnie. De stripreeks is ook in het Frans en Engels uitgegeven en als anime beschikbaar op Netflix. De reeks levert een sterk historisch uitgebouwd verhaal over een architect in het oude Rome die aan een gebrek aan inspiratie lijdt. Op een dag ontdekt hij een geheime tunnel onder een badhuis die hem naar een modern Japans badhuis leidt. Geïnspireerd door alle innovaties die hij er ziet, past hij die toe op een eigen badhuis dat hij in zijn eigen tijdperk in Rome laat bouwen. Bij elk probleem (elk hoofdstuk in de strip) dat hij ondervindt, vindt hij opnieuw inspiratie bij moderne badhuizen, waterparken, vruchtbaarheidsfestivals en zelfs dierentuinen. De reeks verscheen tussen 2008 en 2013 en is te lezen in zes mangadelen.

Affiche voor de volgende tijdelijke expo.

 

Het fenomeen van de webtoons, vooral populair in Korea, is in dit museum zichtbaar op het plafond op een tijdelijke expo. Met je ogen naar boven gericht, kan je een meterslange strip lezen. Het zijn eigenlijk illustraties van allerlei dingen met daarbij de afmetingen erbij: de hoogte van een toren van op elkaar gestapelde golfballen en biljartballen bijvoorbeeld, de lengte van een man, hoeveel centimeter een voorarm meet, hoe groot een mecha (een door een mens bestuurde robot) is, de doorsnede in kolometer van Japan, enzovoort.

Een op het plafond gevisualiseerde webtoon.

Geweest en gebleven

De rondleiding loopt ten einde. We keuvelen nog even na. Daarna ga ik langs bij de karikatuurtekenaars, maar de wachtlijst is vol, ik kom niet meer aan bod. Ik ga een praatje slaan met de twee jonge mangala (Japanse tekenaars) die live tekenen en piepjonge bezoekertjes te woord staan. Zowat 90% van de Japanners spreekt echter geen Engels of is de taal onvoldoende machtig, wat ik ze uiteraard niet kwalijk kan nemen. Het gesprekje over digitaal tekenen versus op papier loopt spaak op de communicatiestoornissen.

Wekelijks komen striptekenaars langs om er live te tekenen en aan wie tekenaars in spe hun werk kunnen voorleggen om advies of tips te krijgen.

 

Als stripminnende toerist in Kyoto is een bezoek aan dit museum een absolute must. Bij het afgeven van de strips van Suske en Wiske en De Rode Ridder moet ik in tweevoud een document ondertekenen om met enkele voorwaarden akkoord te gaan. Weken later raadpleeg ik de databank nogmaals en zie beide titels intussen onder de ingevoerde naam “Willy Vandersteen” staan. Hij is in Kyoto geweest en zijn werk is er nu gebleven. Mijn bijkomend verzoek om bij De Rode Ridder niet enkel de op de cover gedrukte naam van Vandersteen te vermelden, maar ook die van Karel Biddeloo is ingewilligd. Vanaf nu kan je er desgewenst ook deze albums raadplegen.

Het Kyoto International Manga Museum is dagelijks geopend van 10.30 tot 17.30 uur, behalve op woensdag en feestdagen. In het weekend tref je de meeste activiteiten. Een toegangsticket voor een volwassene kost amper 900 yen (5,37 euro). Vanaf 1 juli worden de openingsuren en toegangsprijzen gedeeltelijk herzien. Voor actuele info, klik hier.