De familie van Jef Nys

Interview met weduwe Jo Berckmans, dochter Agnes en kleindochter Sarina

28 februari 2024 Interviews
tekst: Pieter Deschoolmeester

 

Toen ik de ochtend van het interview opstond, heb ik even getwijfeld of ik mijn blauw debardeurke en korte broek zou aantrekken. Kwestie van in de sfeer te komen, want vandaag mag ik een interview afnemen in de woning van Jef Nys in Wilrijk, het huis waar hij gewoond, geleefd en vooral veel getekend heeft. Welke Jommeke-fan droomt daar niet van? Alhoewel ik uiteindelijk toch gekozen heb voor casual kledij, ben ik niet op mijn gemak. Ik ben zenuwachtig, maar gelukkig stelt gastvrouw Jo Berckmans, Nys’ weduwe, me gerust. Ik ben immers in heel goed gezelschap. Naast Jo zijn ook Sarina Ahmad, zijn kleindochter, én Agnes, zijn dochter, van de partij. Dichter bij de geestelijke vader van een van mijn jeugdhelden zal ik nooit meer raken. Wat een eer. Ook Melis, de partner van Sarina, is trouwens aanwezig. Allemaal boeiende mensen voor mij. In mijn hoofd spoken duizenden vragen. Aangezien het niet de bedoeling is om hier te blijven logeren, hoewel ik dat wel zou willen met zo’n zorgzame gastvrouw als Jo, zal ik me beperken tot een veertigtal vragen. De plaats van het gebeuren is de grote tafel in de woonkamer. De portretfoto van Jef Nys op de kast staat naar ons gericht, alsof hij over ons waakt. Straks zal de tafel gedekt worden met heel wat lekkers: worstenbrood, appelbollen en boterhammen met beleg (waaronder natuurlijk filet d’Anvers), maar eerst moet er nog wat gewerkt worden. Laten we dus maar beginnen met Jef Nys’ dochter Agnes. Over haar heb ik tijdens de voorbereidingen van dit interview namelijk het minst informatie teruggevonden.

 

Agnes, we kennen jou als inkleurster van Jommeke-albums. Hoe en wanneer ben je eigenlijk bij Jommeke terechtgekomen?

Agnes: “We kenden Jommeke natuurlijk al heel lang, want we zagen ‘ons vader’ bij ons thuis dagelijks tekenen en inkten. Toen mijn zussen en ik klein waren, mochten we soms mee helpen inkten. Natuurlijk geen volledige pagina’s, maar wel kleine dingen, zoals de zwarte broekjes van Jommeke en Filiberke of het haar van Filiberke. Dat mochten we dan inkleuren met zwarte inkt. ‘Ons vader’ gaf ons dan ook wat zakgeld. Ik werd dus toen al betaald voor mijn inkleurwerk. (lacht) Ik ben dan later als inkleurster bij Jommeke begonnen, in dienstverband en weliswaar in samenwerking met Studio Leonardo.”

 

En hoe was het om voor je vader te werken?

Agnes: “We hadden een goede band samen. Het was een gezellige en toffe samenwerking. Ik heb er alleen maar goede herinneringen aan.”

 

Wanneer ben je dan effectief als inkleurster begonnen? De eerste kleurenalbums van Jommeke verschenen namelijk begin de jaren 1970. Dit waren wel albums voor de buitenlandse markt. Het eerste kleurenalbum van Jommeke bij ons was Het Aards Paradijs (deel 92) in 1979.

Agnes: “Ik ben begonnen in 1982. Het eerste album dat ik ingekleurd heb, was De Kaart van Wawa Wang (album 98).”

 

Was dit toen al met de computer?

Agnes: “Nee. In het begin was het nog manueel, met plakkaatverf. Ik legde dan een drukfilm (cellofaan waarop de contouren van de figuren en kaders in zwarte lijnen zijn aangebracht, red.) op een wit blad. Vervolgens hief ik de drukfilm op en kleurde ik de vlakken in. Door de drukfilm er terug op te leggen, kon ik controleren of het goed was. Dat was een heel secuur werk, zeker omdat ik maar werkte op een A4-blad, een klein formaat dus. In een dag kleurde ik zo ongeveer anderhalve pagina in. De ingekleurde pagina’s gingen vervolgens naar de drukkerij waar ze op een kleurenscanner werden gelegd. De kleuren werden dan nauwkeurig geanalyseerd en gescheiden in de drie basiskleuren: geel, magenta en cyaan. Voor elke basiskleur was er een aparte drukfilm nodig. Een volledig afgewerkte ingekleurde pagina bekwam men dus door de drukfilms met de drie basiskleuren en tenslotte de drukfilm met de zwarte contourlijnen, op elkaar te leggen.”

 

Waar deed je dan dat inkleurwerk?

Agnes: “Ik ben ermee begonnen in de studio en daarna thuis, in mijn ouderlijke woning. Daar in de woonkamer stond mijn tekentafel en errond stonden honderden potjes verf. Ik zie me daar nog zitten. Mijn verf zat altijd in van die fotorolpotjes van Kodak. Ik heb hier ook vaak ingekleurd, terwijl de wieg van mijn nichtje Sarina naast me stond. Later, toen Sarina ouder was, mocht ze van mij af en toe ook eens iets proberen in te kleuren en ze deed dat zo slecht nog niet hoor. Kijk maar!”

Agnes toont me een wit blad met een drukfilm eroverheen (zie hieronder) waarvan het eerste plaatje gedeeltelijk ingekleurd is door Sarina toen ze nog een kleuter was.

Wanneer was de overschakeling naar digitale inkleuring?

Agnes: “In 1987 ben ik gestopt met plakkaatverf. Toen is Studio Leonardo begonnen met inkleuren op de computer. Die overschakeling heb ik wel niet meegemaakt, want in die periode ben ik een tijdje gestopt met werken als inkleurster.”

 

Wanneer ben je dan terug als inkleurster bij Jommeke aan de slag gegaan?

Agnes: “In 1998 met het album Stefanie Stekkebeen (deel 200). Het inkleuren met de pc had ik al gauw onder de knie. Op de computer kon ik soms tot twee pagina’s per dag inkleuren. Ook met de computer was inkleuren een secuur werkje. Wanneer bijvoorbeeld een contourlijn niet helemaal dicht was en er een opening was van amper één pixel groot, liep de kleur volledig uit. Ik had mijn eigen manier van werken: eerst de velletjes (alle vlakken in ‘huidskleur’ zoals handen, gezicht en benen), dan de rest van de figuren en vervolgens de decors (lucht, gras, enzovoort).”

Jo: “Ik vind dat ze dat album met die vissen die in vogels veranderd zijn heel mooi ingekleurd heeft. De titel ben ik nu even kwijt (De Geniale Malloten, deel 207, red.). Die felle bonte kleuren van die beesten tegen de mooie groene achtergrond van de jungle. Echt knap gedaan van haar!”

Was het vaak werken met strakke deadlines?

Agnes: “Dikwijls lagen de verhalen die ik ingekleurd had enkele maanden te wachten voor ze in album gepubliceerd werden. Ik zorgde namelijk altijd voor een voorsprong. Mijn vader werkte ook zo. Hij zorgde er steeds voor dat hij een comfortabele voorsprong had met zijn krantenstrips, dat hij dus een marge had van een drietal maanden voor het geval er iets zou gebeuren. Maar dat was later niet meer het geval. Soms stonden we maar enkele weken of dagen voor.”

 

Kreeg je veel vrijheid bij het inkleuren of gebeurde dit altijd in nauw overleg met de tekenaar?

Agnes: “Ik kreeg heel veel vrijheid, maar soms gebeurde het inkleuren in overleg met de tekenaars.”

 

Waren er bepaalde personages die je liever inkleurde dan andere?

Agnes: “Nee, eigenlijk niet. Ik kleurde alle figuren even graag in.”

 

Zijn er misschien albums waaraan je speciale herinneringen hebt bewaard, ‘inkleuringsgewijs’ dan?

Agnes: “Album 200, Stefanie Stekkebeen, was wel een speciaal geval. Niet alleen was dit mijn eerste album dat ik met de computer heb ingekleurd, ik heb dit album bovendien twee keer ingekleurd! Over de kleuren van de eerste druk uit 1998 was ik achteraf gezien helemaal niet tevreden. De groene, geelachtige kleur die het grootste deel van dit album domineert, is zeer storend. Vandaar dat ik ze grondig heb aangepast in de herdruk van 2007. Heb je dat ook gemerkt?”

 

Euh, nee, maar ik kan dan ook niet vergelijken want ik heb enkel de eerste druk.

Agnes: “Je kan het verschil goed zien wanneer je beide albums naast elkaar legt. Je moet dat maar eens doen.”

 

Jo verlaat de woonkamer en komt even later terug met twee albums van Stefanie Stekkebeen: de eerste druk uit 1998 en de herdruk uit 2007 en inderdaad, er is een enorm verschil. De kleuren in de herdruk (afbeelding 2 hieronder) ogen heel wat aangenamer dan deze in de oorspronkelijke versie. De volledige pagina hieronder is uit de eerste druk.

Wat was je laatste album waarvan je de inkleuring hebt verzorgd?

Agnes: “Ik had me voorgenomen om te stoppen met De Plasticjagers (deel 300). Het driehonderdste album vond ik een mooi moment om te stoppen. Maar toen kwam corona en aangezien ik alleen ben, heb ik wat langer doorgedaan. Zo is De Jampuddingcup (deel 311) uiteindelijk mijn allerlaatste album geworden. In 2022 ben ik dan gestopt. Ik heb veel ingekleurd, bijna dagelijks, ook op feestdagen en soms ook ’s nachts, in mijn eentje. Van de reguliere albums heb ik er meer dan honderd ingekleurd en een vijfendertigtal opnieuw ingekleurd.”

 

Verzorgde je als inkleurster ook de lettering?

Agnes: “Van de albums die ik digitaal inkleurde, deed ik de lettering zelf, ja, maar daarvoor deed de tekenaar dat. Niet alleen de tekenaar trouwens, dikwijls letterde ‘ons vader’ ook zelf en als we nog klein waren, mochten ook wij eens af en toe van hem letters inkten. Het is eigenlijk ik die bij ‘ons vader’ heb aangedrongen om de lettering te uniformiseren. Vandaar dat het handschrift van ‘ons vader’ uiteindelijk gedigitaliseerd is geworden.”

 

Deed je naast het inkleuren van de reguliere albums nog ander inkleurwerk voor Jommeke?

Agnes: “Jazeker. Ik heb ook de inkleuring gedaan van de covers van heel wat vakantieboeken en zomer- en winteralbums, van een stuk of tien korte verhalen en ook van de elf kabouterverhalen (de heruitgaven van Langteen en Schommelbuik tussen 2002 en 2005, red.). Ook heel wat losse tekeningen, zoals bijvoorbeeld affiches, zijn door mij ingekleurd, net zoals de Rode Kruis-sticker van 2005. En ik kan zo nog heel lang doorgaan...”

Diverse tekeningen van Agnes Nys voor uiteenlopende opdrachten.

 

Dat is inderdaad een heel omvangrijk palmares. De bijdrage van Sarina Ahmad aan Jommeke is weliswaar niet zo groot als die van Agnes, maar dat is ook logisch. Sarina is niet alleen een goeie dertig jaar jonger dan haar tante, ze lijdt ook aan het Moyamoya-syndroom (vernauwing van de grote slagaders in de hersenen). Daardoor heeft ze al een aantal herseninfarcten achter de rug waarna ze telkens opnieuw heeft moeten leren spreken, bewegen en ook tekenen. Toch heeft ze al veel voor Jommeke gedaan, veel meer dan de meesten van ons wisten. Tijd dus om ook Sarina aan een vragenlijst te onderwerpen.

 

Welke band had jij met je grootvader?

Sarina: “We hadden een gemoedelijke band. Hij was eigenlijk voor mij en mijn broers een vaderfiguur omdat onze eigen papa niet veel thuis was. Als bompa belde en ik nam toevallig de telefoon op, begon hij altijd het gesprek met een grappig stemmetje. Hij wou ons altijd doen lachen. Hij heeft me geholpen met schrijven en rekenen en natuurlijk met tekenen. Zijn annonce van de cinema die hij in de krant tekende, moest ik dikwijls van hem natekenen en hij gaf die dan punten zoals hij altijd met zijn medewerkers heeft gedaan. Ik heb nooit een tien gekregen, hoewel ik daar dikwijls op heb gehoopt. Toen ik naar het Sint-Lucas Instituut ging, vond bompa dat het waarnemingstekenen daar niet naar zijn normen werd onderwezen. Dus in anatomisch tekenen en waarnemingstekenen heeft hij me wat bijles gegeven.”

 

Wat heeft je doen besluiten om ook aan Jommeke mee te werken?

Sarina: “Het is eigenlijk allemaal begonnen toen bompa me gevraagd heeft om de illustraties te tekenen voor het vissershuisje in Koksijde (een huis van de familie Nys, tevens het geboortehuis van Jef Nys' vader dat als een bescheiden museum wordt opengehouden, red.). Bompa heeft me toen begeleid in het tekenen van deze illustraties. Dat was een heel fijne samenwerking. Verder heb ik, toen hij op het einde van zijn leven zo ziek was, voor hem eens enkele korte gags gemaakt (Beestenboel, later verschenen in Jommeke for Life, red.) in de hoop dat hij zijn miserie een beetje zou vergeten. Ik denk wel dat hij het tof vond, want hij heeft me toen nog wat geholpen als hij het aankon. Kort na zijn overlijden ben ik zelf ongeneeslijk ziek geworden en kon ik mijn huidige job als freelance geluidstechnicus niet meer uitvoeren. Ik wou proberen van thuis uit een job te creëren en ik ben dan begonnen met Jommeke-albums te maken. Zo heb ik vier jaar gewerkt aan Het Nianmonster (deel 278). Volledig door mezelf, zonder al te veel hulp en dat zie je ook aan de tekeningen, vind ik.”

Misschien wel, maar nu we weten dat je dit getekend hebt zonder eerst een grondige opleiding in het tekenen van Jommeke gekregen te hebben, nemen we je dat zeker niet kwalijk, integendeel. De laatste gag in Jommeke for Life, een album uit 2011 voor het goede doel Music for Life van Studio Brussel, getiteld De Sterrenmachine, vind ik veruit de ontroerendste pagina uit de reeks Jommeke. Zo beklijvend en pakkend. Chapeau!

Sarina: “Bedankt. Met die gag wou ik een eerbetoon brengen aan bompa, maar ook aan mijn moeder die toen kort na hem is gestorven.”

 

Het valt op dat sommige gags in Jommeke for Life filmisch getekend zijn. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de gag waarin Flip als een bergbeklimmer op de rug van Fifi klimt. Die gag past zo in een tekenfilm. Hoe kan je dat verklaren?

Sarina: “Dat komt omdat ik animatiefilm heb gestudeerd in de academie van Gent en in die periode ook bezig was met een animatiefilm over Jommeke. Na het overlijden van mijn grootvader en nadat ik ook zelf ziek geworden was, heb ik dit project helaas moeten stoppen waardoor het nooit afgewerkt is geraakt.”

 

Ben je van plan om nog Jommeke-albums te tekenen? Of er scenario’s voor te schrijven?

Sarina: “Nee, ik kan helaas door mijn ziekte de druk niet aan om zo veel te presteren. Ik ben uiteindelijk invalide verklaard. Op mijn tempo een scenario uitwerken zou ik wel nog zien zitten. Ik heb wel een paar ideetjes. Graag had ik bijvoorbeeld eens een Jommeke-album gelezen waarin Jommeke en Filiberke allebei slaande ruzie hebben en elkaar niet meer willen spreken. Dat zou een interessante verhaallijn kunnen zijn, denk ik, want dat is nog nooit gebeurd. Op het einde zou ik alles laten goedkomen tussen hen. Dat is evident, want het blijven de allerbeste vrienden.”

Wat deed je het liefst: tekenen of scenario’s bedenken?

Sarina: “Goh, ik deed het allebei graag. Scenario’s schrijven en die dan volledig uitschetsen was het tofste. Het echt proper inkten vond ik minder. Dat was heel secuur, want ik ben linkshandig en dus moest ik van rechts naar links tekenen om vegen te vermijden op het papier en dat was een lastige opgave.”

 

Welk personage teken je het liefst en welke minder graag?

Sarina: “Ik teken heel graag dieren. Dus Choco, Mataboe, Flip, Pekkie waren het leukst om te tekenen. Maar professor Gobelijn of de begijntjes waren ook plezant om te tekenen. Die figuren zijn minder strak en je kan er meer expressie in geven.” 

 

We weten dat Het Nianmonster, de stripmuren in Brussel en Wilrijk, de strip Jommeke for Life en de illustraties in de AVI-leesboeken van jouw hand zijn, maar zien we misschien nog andere zaken over het hoofd? 

Sarina: “Ik heb heel wat tekeningen in opdracht van de uitgeverij gemaakt. Dan denk ik bijvoorbeeld aan tekeningen voor Pennenzakkenrock’t Boerinneke, Urania, het Jommeke-strandlaken, enzovoort. Daarnaast zijn er ook enkele standbeeldjes die ik gemaakt heb, waaronder een Gobelijn en een Flip. De Gouden Gobelijn wordt nog elk jaar door de universiteit van Antwerpen uitgereikt aan de meest verdienstelijke professor. Aanvankelijk werd daarvoor een nietszeggende trofee uitgereikt, maar toen bompa dat vernam, heeft hij voorgesteld om een Gobelijn-beeldje te geven dat ik dus mocht ontwerpen. De Gouden Flip was ook zo’n beeldje dat door Ketnet werd uitgereikt aan verdienstelijke personen. Kim Clijsters en Belle Perez hebben er bijvoorbeeld zo een gekregen, dacht ik. Verder had ik ook nog een klein beeldje als voorontwerp gemaakt (het derde hieronder, red.) voor een groot standbeeld van Filiberke en Pekkie op de zeedijk van Middelkerke, maar dat is door omstandigheden nooit uitgevoerd geraakt. En ik heb ook nog enkele illustraties gemaakt voor De Schat van Fonne en Filou voor Intersoc (een vzw die sinds 1949 gezonde bergluchtvakanties organiseert voor CM-leden in Zwitserland, red.) die gebruikt zijn voor een muzikale theatershow.”

Ben je vandaag nog creatief en artistiek bezig?

Sarina: “Ik teken en schilder nog af en toe en ik experimenteer met digitaal tekenen met de programma’s Adobe Photoshop en Procreatie. Beeldjes maken ook, maar dat is wel al langer geleden. Ik heb nu een klein atelier. Vroeger, toen we nog op een appartementje woonden, moest ik alles in de woonkamer maken. Mijn werkjes zijn absoluut niet commercieel bedoeld. Het is louter voor mezelf omdat het gewoon leuk is om iets van jezelf te creëren en zo verleer ik mijn kunnen niet. Mijn creaties post ik af en toe op Facebook en de reacties zijn wel positief.”

Vrij grafisch werk en fotografie van Sarina Ahmad.

 

Iemand die bij mijn weten niet zo creatief is als Agnes en Sarina — of althans niet dat ik weet — is Jo Berckmans, Jef Nys’ weduwe. Toch was en is ze heel belangrijk voor het Jommeke-universum. Niet alleen was ze Jef Nys' steun en toeverlaat, ze heeft ook alle administratie rond Nys' geestelijke creatie nauwgezet bijgehouden in kaften en mappen, gestructureerd en geordend. Van elke medewerker die de revue gepasseerd is, houdt ze zelfs een dossiertje bij. Indrukwekkend om te zien hoe ze dit archief minutieus heeft samengesteld en hoe vlug ook ze iets kan terugvinden.

 

Jo, wat is jouw bijdrage (geweest) aan de reeks Jommeke, los van je secretaresse- en archiefwerk? Vroeg Jef Nys jou bijvoorbeeld advies en raad in verband met scenario’s en tekeningen?

Jo: “Mijn bijdrage was bescheiden. Ik deed inderdaad wat administratie en kopieerwerk, vooral vanaf mijn pensionering. Ik was wel steeds geïnteresseerd in zijn nieuwe verhalen en tekeningen. Zo'n nieuw scenario kwam niet altijd gemakkelijk. Het gebeurde dat hij een titel in zijn hoofd had en daar een verhaal rond bouwde, een andere keer zocht hij een gepaste titel voor zijn nieuwe strip. Ik volgde zijn werk op zijn schetsen en mocht steeds mijn idee geven over een nieuwe bijfiguur. Soms suggereerde ik een ander woord in een titel, maar echt bijdragen kan je dat niet noemen.”

 

Zoals bijvoorbeeld?

Jo: Komkommer in het Zuur (deel 146) is bijvoorbeeld zo’n album waarvan ik de titel heb mee helpen bedenken. Ik hoor hem nog roepen vanuit de woonkamer: ‘Wat bestaat er allemaal in het zuur?’ waarop ik terugriep ‘haring, komkommer, enzovoort’. ‘Oké’ zei hij, ‘Dan wordt het komkommer’. En zo heeft hij dan een verhaal verzonnen rond een komkommer in het zuur.”

Hoe was het om de vrouw te zijn van de geestelijke vader van een van de populairste Vlaamse strips?

Jo: “Ik was heel fier op mijn man en bewonderde zijn nooit aflatende bezorgdheid om een goede en waardige strip af te leveren en de kinderen een leuke ontspanning te geven. Ik kon van heel dichtbij zien hoeveel werk zo'n schijnbaar eenvoudig stripje vraagt, hoe hij iedere dag ofwel schetste voor zijn tekenaars of hun tekeningen nauwkeurig nakeek en waar nodig subtiel bijwerkte. Door hem kwam ik in een voor mij onbekende wereld en mocht ik veel interessante mensen ontmoeten.”

 

Ik heb nochtans horen vertellen dat Jef Nys niet graag signeersessies deed. Klopt dat?

Jo: “Dat klopt. Hij deed dat niet graag. Het was altijd een overrompeling en hij was meestal de allerlaatste buiten. Hij gaf iedereen de nodige aandacht en nam echt zijn tijd voor zijn fans. Als hij daar zat en bezig was met de kinderen, deed hij dat heel geduldig en lief, zoals een bompa met zijn kleinkinderen. Dat was schoon om te zien. Op een van die signeersessies heeft Jef ooit eens iemand horen zeggen: ‘Is die tekenaar van Jommeke zo’n ouwe mens?’ Dat had die persoon niet mogen zeggen, want Jef wou nooit meer teruggaan. Ik heb hem gelukkig kunnen ompraten. Ik zei dat hij dat als een compliment moest beschouwen. Die mens die dat had gezegd, moet namelijk gedacht hebben dat zo’n jong en fris lezende albums wel door een jeugdig iemand moesten gemaakt zijn. Ik zei hem dus dat men vond dat hij jong van geest moest zijn. Dat heeft hem dan ook gerustgesteld, want hij is toch verder blijven gaan naar signeersessies en stripevenementen.” (lacht)

 

Wat zijn jouw favoriete Jommeke-albums?

Jo: “De meeste van mijn man zijn strips vind ik heel goed en geestig. De Zeepkoning (deel 45), SOS Benistal (deel 152), Het hoofd van Samos (deel 153), De Valse Kameel (deel 97), dat zijn allemaal spannende en heel geestige verhalen.”

Fragment uit SOS Benistal.

 

Voormalig Jommeke-medewerker Luc Morjaeu heeft ooit eens van Jef Nys een fax gekregen waarop hij aangeduid had welke albums hij de beste vond. Zijn dat allemaal albums die Jef Nys ook zelf geschreven heeft of zitten daar eveneens albums tussen die door een andere scenarist zijn geschreven?

Jo: “Als ik die fax zo bekijk, zijn dat inderdaad allemaal albums waarvan het scenario door mijn man geschreven is.”

Agnes en Sarina, wat zijn jullie lievelingsalbums?

Agnes: “Er zijn er veel, maar voor mij stak Kinderen Baas (deel 26) er helemaal bovenuit”.

Sarina: “De Gouden Jaguar (deel 16) heb ik vaak opnieuw gelezen. Het was spannend, bevatte mooie jungledecors en het was gewoon grappig. Ik kan me de scène van een uitgemergelde professor Gobelijn, die zich terug rond en gezond eet, nog levendig inbeelden. En Luilekkerland (deel 62) is ook een grappig verhaal waarin professor Gobelijn in zijn billen gebeten wordt doorheen zijn poemabroekje dat door de apen van het eiland was gemaakt. Ik was meer voor avontuurlijke verhalen zoals Het Monster in de Ruïne (deel 101) of De Verborgen Tempel (deel 70), want ik ben een Indiana Jones-fan.”

 

En wat waren jullie lievelingspersonages?

Sarina: “De begijntjes, omdat dat allemaal toffe zotte madammen zijn. Ze maken ook altijd ludieke moppen onderling. En Filiberke natuurlijk, omdat hij het buitenbeentje van de hoop is. En Gobelijn! Die kan zo lekker droog en serieus grappig zijn terwijl hij het niet doorheeft.”

Jo: “Voor mij zijn dat Filiberke, Flip en Theofiel. Filiberke is een trouwe vriend door dik en dun en hij komt soms verrassend pienter uit de hoek. Hij is nog echt een speelvogel die zijn fantasie uitleeft. Hoe hij in SOS Benistal (deel 152) een heel verhaal lang speelt dat hij doodziek is. Of in een ander album vleermuis speelt. Of hoe hij in De Rib van Kalafar (deel 138) het hele verhaal hevig strijd levert tegen een onzichtbare slang. Echt knap bedacht van Jef.”

Agnes: “Ja, Filiberke is ook mijn favoriet. Zijn fantasie is eindeloos.”

Jo: “Flip is diegene die dan wat meer durft te zeggen. Hij heeft een franke bek die dikwijls tijdig door Jommeke gesnoerd wordt. Hij is ook een supertrouwe maat die zijn vrienden meer dan eens uit de penarie redt. En Theofiel vind ik ook heel geestig. Hij is de nuchtere, niet al te vinnige echtgenoot en vader die dikwijls voor simpele oplossingen zorgt.”

Fragmenten uit De Gouden Jaguar, Luilekkerland en De Rib van Kalafar.

 

Jullie stonden alle drie zeer dicht bij Jef Nys. Heeft hij ooit aangeboden om jullie een cameo te geven in zijn strips?

Sarina: (kijkt twijfelend naar Agnes) “Euh. Mag ik het zeggen?”

Agnes: “Haha. Van mij wel, ja.”

Sarina: “Wel, de heksen uit Op Heksenjacht (deel 14) zijn geïnspireerd op zijn dochters. Jeske (Agnes) bijvoorbeeld was Pierehaar omdat ze vroeger lang en dun haar had. Lieve, mijn moeder, was Hakeneus omdat ze een krommer neusje had en mijn andere tante, Rita, die dan weer een tandje had die vooruitstak en dus niet in lijn liep met de rest van haar gebit, was Steketand!”

Haha, dat wist ik niet. Wat een eer om zo vereeuwigd te worden in de strips van je vader, zelfs al is het als heks!

Jo: “Mij heeft hij nooit een cameo gegeven. Wel is het zo dat Jef mensen altijd grondig observeerde. Als we bijvoorbeeld op restaurant zaten of iets gingen drinken en hij zag een ‘kop’, dan moest hij die schetsen, want wie weet kon hij ze gebruiken voor in zijn strips. Voor Stefanie Stekkebeen, die tengere dame met een wat ronder achterwerk, heeft hij zich bijvoorbeeld laten inspireren op een bestaande dame, iemand die veel bij ons thuis is geweest. De man van wie Jommeke en Filiberke in De Schat van de Zeerover (deel 37) een lift krijgen naar de heide, is trouwens zijn buurman van vroeger.”

Melis (partner van Sarina): “De stroper in De Schat van de Zeerover is ook gebaseerd op iemand die echt bestaan heeft, namelijk Karel Nys, de broer van Jef.”

Ah ja, De Schat van de Zeerover, het album dat nadien ook verfilmd is geweest.

Melis: “Dat klopt niet helemaal. Weinigen weten dat, maar de strip is gebaseerd op de film en niet omgekeerd. Eerst was er dus de film en daarna heeft Jef Nys er op vraag van zijn zoon Diederik, die in de film Jommeke speelt, een strip van gemaakt. Diederik was iemand met veel sproetjes toen hij klein was en het zijn die sproetjes die Jef Nys vanaf deel 37 op de wangen van Jommeke heeft overgenomen. Deze drie puntjes op de kaken van Jommeke, onder elk oog, is hij zo een aantal albums lang blijven tekenen, maar in de herdrukken heeft Jef ze opnieuw laten wegwerken. Filiberke wordt in die film trouwens ook gespeeld door iemand uit de familie Nys, namelijk door Mark Nys, het neefje van Jef of de zoon van Jefs broer, Karel.”

En ik die dacht dat die drie puntjes op Jommekes wangen door Leo Loedts zijn geïntroduceerd toen hij als assistent bij Nys aan de slag was?

Melis: “Nee. Het is wel degelijk Jef Nys geweest die die puntjes is beginnen zetten. Loedts was trouwens als assistent op proef aangesteld bij Nys in 1965/66, terwijl De Schat van de Zeerover pas in 1968 is verschenen.”

 

Opnieuw een mysterie ontrafeld. Alvast bedankt voor deze interessante informatie. Jo, wat is volgens jou de succesformule achter de reeks Jommeke?

Jo: “Herkenbare duidelijke tekeningen en een eenvoudige plot. De verhalen zijn ook altijd vrolijk en eerlijk. Alles dus wat kinderen eigenlijk willen. Flashbacks, dat mocht bijvoorbeeld nooit van Jef, want dat was te ingewikkeld. 'Dat zouden kinderen niet begrijpen', zei hij altijd. De plot moest eenvoudig zijn. Wat me ook opvalt, is dat Jommeke een echte familiestrip is die van generatie op generatie wordt doorgegeven. De reeks blijft populair. Ik zag dat bijvoorbeeld een tijdje geleden bij de werkmannen die hier in mijn huis aan het klussen waren. Die mannen kenden de Jommeke-strips nog van hun ouders. Ze hebben ze zelf gelezen en nu geven ze die strips door aan hun kinderen.”

 

We weten dat er verschillende scenarioschrijvers aan Jommeke hebben meegewerkt. Jef Nys schreef scenario’s, maar ook Jan Ruysbergh, Luc Morjaeu, Edwin Wouters, Gerd Van Loock, Leopold Vermeiren, Marck Meul, Patrick Vermeir, enzovoort. Weten jullie welke scenaristen er welke albums hebben geschreven? En welke tekenaars en assistenten er aan welke albums hebben meegewerkt, want dat zijn er toch ook een aantal: Edwin Wouters, Karel Boumans, Leo Loedts, Hugo De Sterk, Edgar Gastmans, Eric De Rop, Wim Haazen, enzovoort?

Jo: “Van de albums uit de hoofdreeks weten we vrij zeker wie ze geschreven of getekend heeft of welke assistenten eraan meegewerkt hebben. Die info kan ik voor het grootste deel terugvinden in mijn archief. Wie de tekenaars of scenaristen waren van de korte verhalen, daar heb ik een minder goed zicht op omdat Jef niet zo nauw betrokken was bij de totstandkoming van de korte verhalen voor de vakantieboeken. Als assistent ‘meewerken’ aan een album, moet je weliswaar met een grove korrel zout nemen. Mijn man liet zijn medewerkers altijd heel lang oefenen, vaak jaren, vooraleer hij ze al eens zelf een bijfiguur liet tekenen. Geen enkele albumpagina is ooit verschenen zonder dat Jef ze verbeterd, bijgewerkt of goedgekeurd heeft. Mijn man superviseerde echt álles. Een pagina kon niet gepubliceerd worden zonder dat deze eerst door de handen van Jef was gegaan. En zo is hij blijven te werk gaan, ook toen hij al ziek was, tot aan zijn overlijden.”

 

Klopt het dat de huidige scenaristen hun scenario’s nog steeds voor goedkeuring aan jullie moeten voorleggen? In hoeverre en in welke mate zijn jullie trouwens nog betrokken bij de huidige albums?

Jo: “Sinds een paar jaar hebben we onze rechten aan de uitgeverij verkocht. We hebben alleen nog het moreel recht, wat inhoudt dat we ons nog enkel kunnen verzetten wanneer er iets met Jommeke wordt gedaan dat indruist tegen de bepalingen van Jefs geestelijk testament. Wij, de erven Nys, beslissen dus niet meer mee over de scenario’s. Vroeger was het inderdaad anders. Wij kregen dan een scenariovoorstel, meestal een quartopagina, dat we eens door alle erven goedgekeurd, aan de uitgeverij doorstuurden. Wanneer zij het scenario ook goedkeurden, mochten de tekenaars het (of hun) scenario uitwerken en het verhaal uitschetsen en voorzien van dialogen.“

Agnes: “Jo is nu voor de familie de contactpersoon met de uitgeverij. Zij verzorgt de communicatie. Regelmatig, een paar keer per jaar, wordt ze door Standaard Uitgeverij uitgenodigd op brainstormsessies met de scenaristen, tekenaars en verschillende mensen van de uitgeverij.”

Jo: “Inderdaad. En telkens wanneer ik daar naartoe ga, valt het me op hoe enthousiast die mensen allemaal zijn en blijven over Jommeke. De uitgeverij houdt mij ook altijd op de hoogte van wat er zoal verschijnt van Jommeke en regelmatig brengen ze de nieuwste albums dan naar hier zodat ik ze dan verder kan verdelen onder de familieleden.“

 

Aangezien jullie dus blijkbaar nog nauwelijks bij Jommeke betrokken zijn, veronderstel ik dat jullie dan ook niet weten wat er gepland is volgend jaar naar aanleiding van zeventig jaar Jommeke?

Jo: “Wij zijn daar inderdaad niet van op de hoogte. Het wordt dus een verrassing. Ik weet wel dat de uitgeverij een en ander heeft gepland en dit op het gepaste moment zal communiceren.”

 

En ik had eigenlijk een aantal suggesties, waaronder bijvoorbeeld de uitgave van een integrale van de korte verhalen, of een integrale van alle gags, inclusief deze die op de achterflap van Ohee of Ohee Club stonden en nooit in albums zijn gepubliceerd.

Jo: “Ik vrees dat je je voorstellen tot de uitgeverij zal moeten richten. Wij kunnen je daarmee niet helpen.”

Voorbeeld van een gag op de achterkant van Ohee Club nummer 87 uit 1976.

 

Hoe zien jullie de toekomst in van strips in het algemeen en van Jommeke in het bijzonder?

Jo: “Dat is een moeilijke vraag. We hebben geen glazen bol. We weten dat de stripmarkt het vandaag niet gemakkelijk heeft. De oplages van Jommeke zijn verminderd in vergelijking met vroeger, maar de albums worden wel nog goed verkocht. Jommeke is en blijft populair, althans dat is wat de mensen van de uitgeverij mij telkens weten te zeggen.”

 

Zien jullie de reeks nog lang doorgaan? Zal Jommeke met andere woorden ooit stoppen?

Jo: “Goh, dat weet ik niet. Opnieuw: we hebben geen glazen bol. Ik kan alleen maar zeggen dat Jommeke, nu vijftien jaar na het overlijden van mijn man, nog steeds gewild en gewenst is. En dat is goed!”

Sarina: “Misschien dat het medium strip ooit zal verdwijnen en dat we in de verre toekomst strips op een ander platform, digitaal bedoel ik dan, interactief zullen lezen. Wie weet?”

 

Was het snel beslist dat de reeks zou doorgaan na het overlijden van Jef Nys of is er toen eventjes getwijfeld?

Jo: “Dat lag al zo vast in zijn testament. Daarin staat expliciet vermeld hoe hij wou dat zijn personages na zijn dood verder zouden blijven leven. Dat heeft hij eigenlijk in hoofdzaak gedaan omdat hij niet wou hebben dat zijn tekenaars werkloos zouden worden. Jef had immers een heel groot verantwoordelijkheidsgevoel en het laatste wat hij wou, was dat zijn medewerkers plots op straat zouden komen te staan.”

 

Jommeke is een oer-Vlaamse stripreeks waarvan er al tientallen miljoenen albums zijn verkocht. Echt doorbreken in het buitenland is nooit gelukt. Wrong dit bij Jef Nys of had hij die ambitie niet?

Jo: “Dat wrong bij hem, ja, maar de toenmalige uitgeverij had daar geen interesse voor. Nederland lag wat moeilijker, want Jef wou Jommeke niet aan de Nederlandse markt aanpassen. ‘We zijn een Vlaamse reeks en als ze het zo niet willen, dan is dat maar zo’, heeft hij altijd gezegd. Toch wordt Jommeke blijkbaar wel nog bij onze noorderburen gelezen. Dat kon ik zien aan de uitleencijfers van de bibliotheken daar. Ik kreeg die cijfers namelijk in het kader van de auteursrechten. In Duitsland ‘marcheert’ Jommeke nu wel goed, maar de Duitse Jommekes zijn een privé-initiatief, niet van de uitgeverij zelf. Hoe het zit met de Chinese Jommekes weten we niet. Naar het schijnt zouden er een tweetal jaren geleden wel herdrukken van geweest zijn.”

 

Jef Nys stierf vijftien jaar geleden. Sinds zijn overlijden zijn er al zeventig nieuwe albums verschenen. De leefwereld van de jongeren van vandaag is enorm veranderd door de komst van de smartphone, het internet, enzovoort. De maatschappij is totaal anders dan vijftien jaar geleden. Hoe denken jullie dat Jef hierop zou gereageerd hebben?

Agnes: “Hij zou meegegaan zijn met zijn tijd. Dat weet ik zeker.”

Jo: “Dat is trouwens ook de reden waarom Philippe Delzenne eind jaren 1990 van Jef zoveel oude strips heeft moeten hertekenen. Enerzijds was dat natuurlijk een goede oefening voor Philippe om er terug in te komen, want hij was toch ruim tien jaar bij de studio weggeweest (Philippe Delzenne heeft van medio jaren 1980 tot 1997 voor De Smurfen getekend, red.). Anderzijds wou Jef zo de oudere albums opnieuw laten aansluiten bij de tijdsgeest. Tv-antennes, oude telefoons, radio’s en tv’s, cassetterecorders, allemaal voorwerpen waar de lezers toen niet meer mee vertrouwd waren en die dus beter verwijderd of vervangen werden. Niet alleen ouderwetse zaken, ook thema’s die maatschappelijk gevoelig geworden waren, heeft hij laten aanpassen. Het spraakgebrek van Filiberke bijvoorbeeld, die de letter r niet kon uitspreken, is daar een goed voorbeeld van (Het Hemelhuis en De Zwarte Bomma, deel 6 en 7, red.).”

Oude en nieuwe telefoon en bandopnemer in eerste drukken en hertekende versies van respectievelijk De Koningin van Onderland en Het Wonderdrankje.

 

Wanneer je een Jommeke-strip van pakweg vijftien jaar geleden openslaat en naast een van de recentere albums legt, valt onmiddellijk op dat de pagina’s van de recentere albums veel minder druk ogen. Minder plaatjes per strook, minder tekst en decors en achtergronden die minimaal uitgewerkt zijn, lijken vandaag de norm geworden te zijn. Waarschijnlijk doen ze dat om beter aan te sluiten bij de huidige leescultuur van jongeren. Denken jullie dat ook?

Jo: “Misschien wel, ja. Het leesgedrag van kinderen zal wel veranderd zijn zeker in vergelijking met vroeger?”

 

Het Verkeerde Land (deel  21) en De Grote Knoeiboel (deel 99) zijn ook gewijzigd in de herdruk, maar die albums hebben zelfs een andere einde gekregen. Jommeke bleek namelijk alles gedroomd te hebben. Waarom was dat zo? Was Jef niet tevreden over het originele einde?

Jo: “Jef zei altijd dat zijn scenario’s enigszins mogelijk moesten zijn. Vandaar dat die albums een andere weg opgingen of een ander einde hebben gekregen.”

Sarina: “Als ik zo de laatste pagina van Het Verkeerde Land bekijk, zie ik dat deze bovendien eindigt met een halve plaat. Bompa zal dit niet mooi gevonden hebben, dat weet ik zeker. Waarschijnlijk zal hij er daarom nog die halve plaat met dat droomeinde aan toegevoegd hebben, denk ik.”

Waar er absoluut geen droomeinde aan toegevoegd mag worden, is aan dit interview. Integendeel. Dit interview en de lekkere lunch met de familie Nys, dit heb ik allemaal echt beleefd. Ik kan het nauwelijks geloven maar we zijn intussen al ruim vijf uur later. De tijd vliegt snel als je je amuseert. En zeker als je in goed gezelschap vertoeft. Sarina en Melis, mijn taxichauffeurs naar het station, moeten nu wel echt terug naar hun honden die de hele dag alleen thuis achtergebleven waren en ik moet mijn trein halen, wil ik op een deftig uur thuis zijn vanavond. Tijd dus om afscheid te nemen van mijn gastvrouw en van Agnes.

Terwijl ik mijn jas aantrek en op hen wacht, besef ik dat ik vlak naast het bureau sta van Jef Nys, de kamer waar hij de vele albums die mijn jeugd gekleurd hebben, heeft geschreven en getekend. Binnenkijken kan ik niet, want de deur staat op een kier en dat durf ik eigenlijk ook niet, want ik ben beleefd opgevoed. Maar het besef alleen al daar te staan, gaf me een gelukzalig gevoel. Ik bedank mijn warme en fantastische gastvrouw Jo en de sympathieke Agnes met een zeer stevige en welgemeende handdruk en stap vervolgens in de auto. Amper bekomen van de emotie van het afscheid, vertrouwt Sarina me toe dat ze nog een verrassing voor me in petto heeft. Iets waar ze heel fier op is en dat bekend staat als ‘de grootste van Vlaanderen’.

Enkele minuten later parkeren we aan de kant van de weg en wordt het duidelijk wat ze bedoelde: de Jommeke-stripmuur van Wilrijk, waar we een korte tussenstop houden. Met zijn 200 vierkante meter oppervlakte de grootste stripmuur van Vlaanderen. Sarina is apetrots op haar werk en volkomen terecht. Indrukwekkend om te zien. Vooral Fifi vindt ze geslaagd, maar ook de andere figuren mogen er zijn. De zingende begijntjes op een stootkar die door Kwak en Boemel vooruitgeduwd en -getrokken wordt. En de hardhorige begijn Prudentia met een saxofoon in haar oor. Geniaal gevonden van Sarina. Verder nog Dikke Springmuis op zijn geit, een springende Pekkie, de fameuze Wilrijkse geitjes, een jonglerende Choco en Jommeke, Filiberke en Gobelijn die bezig zijn met cricket, onder het toeziend oog van Flip. Ook de Miekes mochten niet ontbreken. De tweeling kijkt verwonderd naar iets wat zich onderaan rechts op de muurschildering afspeelt, namelijk naar een hand die een tekenpen vasthoudt, de hand van Sarina’s leermeester en grote voorbeeld Jef Nys, de schepper van het Jommeke-universum, met wie het allemaal begonnen is en zonder wie ik deze fantastische mensen vandaag nooit had ontmoet. Met dit korte bezoekje aan de stripmuur sluit ik een memorabele dag af. Een dag die ik niet gauw, wat zeg ik, nooit meer, zal vergeten.