1 of 34

In de concentratiekampen

22 maart 2025 In de kijker
tekst: Wim De Troyer, Jan Goffin, Wouter Porteman, Mario Stabel, David Steenhuyse, Diederik Van de Velde

 

De laatste paar jaar verschenen enkele opmerkelijke en ook bijzonder goede stripverhalen die zich grotendeels in een concentratiekamp afspelen, onlangs nog Getekend door de Holocaust. De gruwelijke feiten, drama's of het dagelijks leven in zo'n kampen leverden desondanks geen bibliotheek vol stripverhalen op, maar af en toe wel een strip die jaren later nog nazindert. We sommen er op deze pagina enkele op. Een waarschuwing echter: van onderstaand overzicht word je niet vrolijk. De meeste strips zijn gebaseerd op getuigenissen, romans of zelfs wat de familie van de stripmakers zelf is overkomen.

 

Maus (Art Spiegelman, Bruna, 1987 / Oog & Blik, 1994-1995, integrale, 2004 / De Bezige Bij | Oog & Blik, 2009 / MetaMaus, De Bezige Bij | Oog & Blik, 2012)

In 1944 tekende de Franse tekenaar Edmond-François Calvo Het Beest Is Dood met wolven als Duitsers, konijnen en ooievaars als Fransen en bulldogs als Britten. De lieflijke tekenstijl lag zo dicht bij die van Walt Disney dat deze laatste protesteerde en Calvo de snuiten van zijn wolven deed hertekenen voor latere herdrukken van het album en een vervolg. 

Achtentwintig jaar later publiceerde de Amerikaanse tekenaar van Poolse afkomst Art Spiegelman een eerste versie van Maus in het tijdschrift Funny Animals met katten als nazi's en de onderdrukte Polen als muizen. Zijn doel om een verhaal, het verhaal van zijn vader Vladek, over de Holocaust te vertellen, herbegon hij nog eens acht jaar later in het zelfopgerichte undergroundblad Raw. Toen had hij de toon wel goed in zowel tekst als verhaal. 

In een hoekige en minimalistische tekenstijl (je ziet zelden een mondje, alle expressies zitten 'm in de wenkbrauwen) portretteerde hij zichzelf die zijn vader uithoort over hoe hij de Holocaust en zijn verblijf in Auschwitz overleefde. Zo vanzelfsprekend ging dat niet, in Maus komen wrevel, botsingen en ruzies voor. Vladek is in het heden ook niet de sympathiekste knakker. Zijn gebrekkige taalgebruik lokt bovendien irritatie op bij menig lezer. Maar zijn in beeld gebrachte herinneringen blijven je als lezer aan de ribben kleven. 

De voltooiing van het tweeluik mocht Vladek niet meer meemaken. Hij stierf in 1982. Met Maus kreeg Spiegelman alle mogelijke erkenningen, een speciale Pulitzer Price incluis. Hij hielp het stripmedium mee verhuizen van de comic shop of stripspeciaalzaak naar de boekenwinkel. Sindsdien is het tweeluik vaak vertaald en herdrukt. later volgden integrale edities in diverse uitvoeringen.

Hitler = SS (Philippe Vuillemin / Gondot + Jean-Marie Gougio, Loempia, 1990)

In de jaren 1980 publiceerden de tekenaars Philippe Vuillemin en Gondot en scenarist Jean-Marie Gougio diverse korte verhalen en cartoons in het satirische stripblad Hara-Kiri met als belangrijkste gemene deler het leven in de Duitse concentratiekampen en de uitroeiing die de nazi's er uitvoerden. Ondanks de werkelijke gruwel die er plaatsvond, benaderen de stripmakers het met een gitzwart gevoel voor humor, tot het absurde toe. 

Toen de verhalen voor het eerst in een Frans album werden gebundeld, in 1987, volgden er een polemiek en drie aanklachten van voormalige gedeporteerden. Tweemaal verloren de auteurs een rechtszaak. Het leidde naar een verkoopverbod, maar ook naar vragen omtrent beperkingen van de vrijheid van meningsuiting. Marcel Gotlib, wiens Joodse familie zelf werd opgepakt en gedeporteerd (alleen hij en zijn zus ontkwamen aan een razzia) nam het voor ze op, in naam van de persvrijheid. Hij verklaarde wel dat hij kon begrijpen waarom lezers gechoqueerd konden reageren. Ook Loempia ondervond bij zijn vertaling uit 1990 tegenkanting.

In het eerste verhaaltje wordt er  bijvoorbeeld door burgers geklaagd over de laattijdigheid van een trein. Enkel een homoseksueel met een roze driehoek op zijn kleren beseft dat de trein in aankomst bedoeld is om alle aanwezigen te deporteren. Zijn omstanders luisteren niet naar hem, beginnen hem te bespotten omwille van zijn seksuele voorkeur en slaan hem vervolgens dood. De toon is gezet.  In 1996 kwam Vuillemin hier in een interview op terug. Hij kwam op het idee voor Hitler = SS nadat hij op een herdenking van overlevende gedeporteerden in Lyon had vernomen dat voormamige homoseksuele gedeporteerden niet welkom waren op de herdenking. Bij een tekening met neerdwarrelend roet uit een schoorsteenpijp wordt de lezer een vrolijk kerstfeest toegewenst. Het roet is van verbrande lichamen.

De opmaak van de cover doet bewust denken aan het nazipropagandatijdschrift Signal. Op de backcover prijken Vuillemin en Gourio in SS-uniformen terwijl ze voor een grote nazivlag de nazigroet brengen, althans op die van de eerste uitgave in het Frans. Bij latere herdrukken en ook de vertaling van Loempia, trekt een als nazi-officier uitgedoste Professeur Choron (een collega van Hara-Kiri) beide stripmakers aan hun oren met op de achtergrond diezelfde nazivlag.

Ik René Tardi, Krijgsgevangene in Stalag IIB (Jacsues Tardi naar d getuigenissen van René Tardi, Casterman, 3 delen, 2012-2018)

Jacques Tardi's vader René zat tijdens de Tweede Wereldoorlog als krijgsgevangene vast in een Pools gevangenenkamp. René schreef zijn verhaal in de jaren 1980 neer in enkele dagboeken waarop Jacques zich baseerde voor zijn trilogie. 

Voor de stripvertelling koos Jacques ervoor om zichzelf als jochie letterlijk naast zijn vader te plaatsen. René vertelt daardoor het verhaal tegelijk als kritische getuige en als jammerlijk slachtoffer. Dankzij die slimme keuze krijg je als lezer zowel een informatief-objectieve als een emotioneel-subjectieve weergave van de feiten. En laat het duidelijk zijn: die feiten zijn verdomd zwaar om te behappen. In welgeteld 510 prenten in deel 1 krijg je in haast elke prent een nieuwe anekdote, weetje of historische gebeurtenis te verwerken. 

Na een voorgeschiedenis in 1933 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog duurt het nog vrij lang totdat René door de Duitsers uit zijn tank wordt gesleurd en op transport wordt gezet naar een stalag. Ondertussen is ons al herhaaldelijk gezegd hoe onwaarschijnlijk het was dat het best gewaande leger ter wereld was weggevaagd. In werkelijkheid liep het Franse leger hopeloos achter op de wapenwedloop waar de Duitsers een industrie van maakten. Dit en vele andere overpeinzinigen krijg je meegelepeld met de prak die René aan zijn zoon en bijgevolg aan de lezer uitbraakt. En je kan wel merken dat de appel niet ver van de boom valt. René is geen domkop, hij observeert alles met relativering, beslist uit zelfbehoud en mededogen en hij wentelt zich in gepeperd cynisme. Alleen al uit de vertaling blijkt dat René net zo begiftigd was met de pen als zijn zoon. Zo gaat dit dikke eerste deel er wel makkelijk in. Zonder twijfelen kunnen we besluiten dat wat Loopgravenoorlog was voor het overleven in de, welja, loopgraven, Ik René Tardi betekent voor het overleven in een krijgsgevangenenkamp. 

In het vervolg wordt verteld over Renés terugkomst naar zijn thuis in Valence na de ontruiming van het kamp. Maar die tocht duurde vijf maanden. Zoon Jacques heeft uitgebreid de tijd genomen om zich minutieus te documenteren en de route naar huis tot in de details te construeren. De hiaten in het verhaal en de gaten in het geheugen van zijn vader probeert hij telkens op een logische manier in te vullen. Ook al vertelt René Tardi de belevenissen heel sec en haast emotieloos, toch krijg je een beklijvend relaas over de voortdurende ontberingen van de gemiddelde krijgsgevangene in het Derde Rijk.

Auschwitz (Pascal Croci, Toog, 2004 / Dark Dragon Books, 2019)

Het onderwerp is door iedereen gekend. Maar behalve Art Spiegelmans meesterwerk Maus hebben bitter weinig tekenaars deze gruwelijke episode verwerkt in een stripverhaal. Vijf jaar lang werkte Pascal Croci aan Auschwitz. Vijf jaar waarin hij zich nauwgezet documenteerde en met tal van overlevenden sprak. Het resultaat is een pakkend album geworden. De prachtige Yslairiaanse cover waar een meisje met uitgebluste zeehondenogen wanhopig naar de hemel staart, is kenmerkend voor het ganse album. 

Croci vertelt zijn triest verhaal ingetogen en van op een afstand. Grijze potloodkleuren, het ontbreken van close-ups, actiescènes en gewaagde perspectieven, het stelselmatig vermijden van rechtstreeks oogcontact met de personages... Niets is in scène gezet. Op geen enkel moment laat Pascal Croci zich betrappen op goedkoop effectenbejag. Net deze ‘afstandelijke’ aanpak maakt Auschwitz verteerbaar, maar ook des te schrijnender. En daar is het Croci allemaal om te doen: het werd geschreven voor de ongevoelige mensen, mensen die met hun ondoordachte opmerkingen er voor zorgen dat de genociden ook nu nog bestaansrecht blijven hebben. 

Auschwitz is geen Schindlers List, La Vita é Bella, The Pianist of Maus. Daarvoor ontbreekt het in dit album aan Hoop, Humor of Verhaal. Het is een eerlijke documentaire over hoe het leven er werkelijk was, zonder sensatie of sentiment. Hard en aangrijpend. Achteraan het album is er een uitgebreid verhelderend interview opgenomen met de auteur dat na lezing uitnodigt tot herlezen van het verhaal.

Yossel (Joe Kubert, RW Uitgeverij, 2015)

Wat bezielt een tekenaar om zichzelf een nieuwe jeugd te geven in een stripverhaal als hij er een van de grootste misdaden tegen de menselijkheid in ondergaat? De vraag stellen, is ze beantwoorden, maar na het dichtklappen van Yossel zijn we er te murw door geslagen. Hoewel de in 1926 in Polen geboren Joe Kubert zich een what if?-jeugd toebedeeld, zijn de omstandigheden die hij minutieus beschrijft helaas geen fictie.

Joe Kubert was amper twee maanden jong toen zijn Joodse ouders met zijn zus naar de States emigreerden. Het scheelde niet veel of het gezin werd de toelating op Amerikaans gebied ontzegd. In Yossel stelt Joe zich de vraag wat er zou gebeurd zijn als zijn familie in Warschau was gebleven.

In 1941 overkomt de dertienjarige Yossel wat er met zoveel andere Joden in de stad gebeurde: ze werden door de nazi's samengedreven in een getto "voor hun eigen bescherming". Het was de eerste stap naar de uitroeiing van de Joden. Maar de nazi's hebben het wel voor Yossel wiens tekeningen van superhelden — Übermenschen in hun ogen — in de smaak vallen. Yossel krijgt extra voedsel toegespeeld dat hij deelt met zijn familie. Ondertussen legt hij het dagelijks leven, of eerder de honger, de ontberingen, de ziektes, de sterfgevallen en het geweld in het getto op papier vast. Zijn tekentalent redt hem van de deportatie, maar zijn familie verdwijnt naar Auschwitz. Door een ontsnapte gevangene uit dat concentratiekamp leert Yossel wat er met zijn familie en andere gedeporteerden gebeurt. De in het getto overgebleven Joden hebben er al wel over gehoord, maar de details kenden ze niet. En die details zijn afgrijselijk. Yossel sluit zich vervolgens aan bij een groepje dat de bewoners van het getto overtuigt om zich te verzetten. Op 19 april 1943 volgt er een opstand, een strijd die ze niet kunnen winnen. 

De aanpak om bij potloodtekeningen (alsof ze werkelijk uit een schetsboek komen) tekstkaders te plaatsen waardoor rechtstreekse dialogen uitgeschakeld zijn, kostte ons een zekere aanlooptijd om in het verhaal te komen. Die keuze van de auteur motiveerde ons aanvankelijk niet om aan de 128 pagina's te beginnen. Van zodra de Joden echter worden samengedreven in het getto en de ontberingen beginnen, maakt het niet meer uit op welke manier de gebeurtenissen worden verteld. Je zit ineens op de eerste rij, met je neus zo dicht op de geschetste situaties dat het je ongemakkelijk maakt omdat je alleen maar machteloos kan toekijken. Er is geen hoop, werkelijk geen. Uitzichtloosheid zonder overlevenden, dat weet je uit talloze andere verhalen, documentaires, geschiedenisboeken, enzovoort. Yossel is Kuberts eigen bijdrage aan de geschiedschrijving, een bijzonder plastische vertelling die je gemoedsrust op de proef stelt. De actualiteit leert ons helaas dat de mens hardleers is.

Het Verslag van Brodeck (Manu Larcenet naar de roman van Philippe Claudel, Dargaud, 2 delen, 2017

Wie in een klein dorp is opgegroeid, kent het gevoel. Het gevoel dat iedereen iedereen kent en dat het dorp, de gemeenschap, een entiteit op zichzelf is. En niet noodzakelijk een goedaardige entiteit. Brodeck zal dit beamen.

In een geïsoleerd dorp, aan de Frans-Duitse grens, likt de mensheid haar wonden. Zeer verse wonden, want de Tweede Wereldoorlog is nog maar net gestopt met razen. Die oorlog heeft Brodeck opgekauwd, vermalen en geradbraakt, maar hij heeft het overleefd. Ten koste van zijn menselijkheid zou je kunnen zeggen. De horror van de kampen is net dat: het ontnemen van de mens zijn menselijkheid, hem reduceren tot beest. Tesamen met een oude vrouw, zijn echtgenote die weemoedige vreemde liederen zingt en zijn dochter woont hij in een huis net buiten het dorp. Getraumatiseerd, angstig. Wanneer een vreemdeling, "de anderer", in het dorp vermoord wordt, dwingt de gemeenschap Brodeck om hier verslag van te maken. Brodeck besluit twee versies te maken: één voor het dorp en één met de waarheid die wij hier te lezen krijgen.

Manu Larcenet verstript de bejubelde roman van Philippe Claudel met verweerde koppen, angstsfeer en claustrofobie. Hij neemt de tijd om in te zoomen op de details. En dat aan een uiterst traag tempo en met grote stijl. Verstilling en somberheid zijn hier sleutelwoorden. De verticale pagina's zijn meer dan een gimmick, ze dwingen onze blik om kleiner te kijken, om haast gebukt onder het lijden van Brodeck deze krasserige pentekeningen tot ons te nemen.

Mijn Oorlog (Tiburce Oger naar de getuigenissen van Guy-Pierre Gautier, Microbe, 2018)

Mijn Oorlog is het hoogstpersoonlijke verhaal van Guy-Pierre Gautier, een bejaarde man, getekend door het leven, gekraakt door het ergste wat dat leven te bieden heeft, maar een overlever aan het eind. Wie deze biografische vertelling leest, begeeft zich in het leven van een Holocaustoverlever. Verwacht dus geen makkelijk verteerbare brok. Hier zal je behoorlijk op moeten kauwen en vooral een aantal keer flink moeten slikken.

Tiburce Oger, de kleinzoon van de man die de kampengruwel moest doorstaan, moet een rauw verhaal brengen, wil hij de overlevingsstrijd van zijn grootvader tonen, en doet dat ook. Iedere stomp in de maag vindt compromisloos zijn weg naar het papier. Hoe hard het ook moet zijn geweest een degelijke strijd van een familielid neer te pennen, Oger slaagt erin. Gek genoeg lijkt Oger het moeilijker te vinden de periode vóór zijn grootvaders gevangenschap te verstrippen, alsof hij voor de herinneringen die voorafgaan aan de kampen geen raamstructuur, geen samenhang, vindt. Of dat aan Ogers vertelkeuze ligt of aan de fragmentering van zijn grootvaders verhaal is niet meteen duidelijk, maar het maakt van pakweg de eerste vijfentwintig bladzijden een ware oefening in geduld. Dit album is behoorlijk dik en wat volgt maakt evenveel indruk als een zweepslag op een al rauwe rug. Alsof zowel Oger als zijn grootvader eerst nog even diep wilden ademhalen alvorens het vervolg van de vertelling aan te durven.

Hoe vaak er al getuigenissen van Dachau-overlevenden verbeeld of verwoord werden, de grafische aanpak van Tiburce Oger is hier bij een eerste aanblik onmogelijk mooi te noemen. Maar bedenk even dat het net daarom zijn doel bereikt. Laat deze stijl even bezinken, wen eraan en je zal toegeven dat geen enkele andere aanpak hier hetzelfde effect zou hebben gehad. Bemerk dat na de gevangenschap van Guy-Pierre Gautier, en voor de gehele duur ervan, nagenoeg elke heldere kleur uit het album verdwijnt. Een knappe verbeelding van het gemoed. Enkel een rode trui uit een herinnering duikt op. Het rode jasje uit Schindler's List indachtig?

Het moet Guy-Pierre Gautier veel kracht hebben gekost deze herinneringen op te rakelen. Zijn naam onderaan de krachtige cover is dan ook niet meer dan terecht.

De Fotograaf van Mauthausen (Pedro J. Colombo + Salva Rubio, Microbe, 2019)

Wat is, naast de direct verbeelde gruwel uiteraard, het meest beklemmende aan de prent Saul Fia die in 2016 zeer terecht de Oscar voor beste buitenlandse film won? Misschien wel de claustrofobische gewaarwording, gecreëerd door een mobiele camera die meteen achter het hoofdpersonage op schouderhoogte filmt. Alsof iemand van achter de schouder meekijkt. 

Ongeveer dat paranoïde gevoel moet Francisco Boix Campo hebben gehad in het concentratiekamp van Mauthausen. Deze Spaanse communist bestreed de nazi's aan de zijde van het Franse leger en belandde in januari 1941 in Mauthausen. De man was fotograaf en werd door SS'er Paul Ricken gedwongen om te helpen bij diens project "de dood fotografisch te documenteren". Francisco beseft dat de beelden die zich op zijn netvlies branden niet verloren mogen gaan. Hij bedenkt een levensgevaarlijke manier om de fotonegatieven het kamp uit te smokkelen.

Salva Rubio (scenario) en Pedro J. Colombo (tekeningen, tegenwoordig een vaste inkter van de strips van Charel Cambré) presenteren het uiterst krachtige verhaal van de fotograaf die de Communistische Partij een propagandamiddel wil geven, maar uiteindelijk beelden overlevert die in Nürnberg letterlijk misdadigers de galg aanpraten.

De Engelen van Auschwitz (Emilio Van Der Zuiden + Stephen Desberg, 2020, Silvester)

Het wordt steeds moeilijker om ons nog een voorstelling te maken van de mentale kracht die Holocaustoverlevenden (en -slachtoffers) moeten hebben gehad. Niet alleen ligt de tijdsgeest van toen steeds verder achter ons, ook het aantal getuigen slinkt zienderogen. Meer dan ooit is het bezoeken van concentratiekampen dus impactvol. Zo ondervond ook topscenarist Stephen Desberg bij een bezoek aan het beruchtste concentratiekamp uit de Tweede Wereldoorlog. Desberg, die zich nu al even voornamelijk toelegt op one-shots, bedacht nadien een plot dat een verdomd goede poging doet om in het hoofd van zowel dader als slachtoffer te kijken.

David is een jood en belandt samen met zijn verloofde — van wie hij gescheiden wordt — in het vernietigingskamp Auschwitz. In een poging zich mentaal te wapenen tegen de gruwel van het kamp, denkt hij terug aan de engelen waarover zijn moeder hem als kind vertelde. Die engelen geven de gevangenen moed. Zelfs Obersturmführer Karsten, de voornaamste kwelduivel van het kamp, raakt erdoor geobsedeerd. En zo raakt David beetje per beetje in het hoofd van zijn beul. Erg gevaarlijk, maar het idee dat hij zijn beul kan tormenteren, houdt David op de been.

Over de gruwel van de concentratiekampen zijn al enorm veel verhalen geschreven. Allemaal, op misschien enkele na, zijn ze pakkend. Sommige door hun beeldvorming, of door hun zuiver beschrijvende, harde aanpak. Nog andere door hun onderliggende verhaal. De Engelen van Auschwitz pakt het nog anders aan. Aanvankelijk — en dat is de kracht van een volleerd scenarist als Desberg — lijkt het een Holocaustvertelling die in een van de net beschreven categorieën past. Tot duidelijk wordt dat het engelenverhaal van David onder de huid van zijn beul kruipt. Op deze vreemde maar intrigerende manier geeft Desberg de verdraaide psyche van Karsten weer. Gedurfd, maar als globaal plaatje werkt het verbazend goed.

Onze Oorlog (Mario Boon, Standaard Uitgeverij, 2022)

Mario Boon vroeg zich af wat hij zelf in de Tweede Wereldoorlog zou gedaan hebben, mocht hij voor een verscheurende keuze gesteld worden. Zou hij moedig kiezen voor het verzet en zijn leven of dat van zijn entourage wagen of zou hij als zorgzaam gezinshoofd, net zoals de door hem genoemde Willy Vandersteen indertijd, toch voor een toenmalige zekerheid kiezen en diensten verlenen aan de bezetter, niet goed wetend wanneer en of de oorlog ooit zou eindigen? Gelukkig stelt die vraag met navenante consequenties zich in deze tijden niet, maar het leidde wel naar het boeiende, historisch-educatief opgevatte Onze Oorlog, waarin verzetslieden en collaborateurs en hun drijfveren tegenover elkaar worden geplaatst. Het album raakte kort na verschijning uitverkocht en werd daarna herdrukt.

Piet Swijsen en Karel Verstoffelt zijn twee jongvolwassenen. Piet speelt voetbal en vervoert in 1941 clandestien documenten voor het verzet. Dat is een gevaarlijke onderneming in een streek waar Duitsers om de haverklap controles uitvoeren. In 1942 zien we Karel als meedogenloze Oosfronter een Russische soldaat in elkaar slaan. De toon en de tegenstelling is meteen gezet. Karel wordt in 1943 overgeplaatst naar het fort van Breendonk, waar onmenselijkheden op gevangenen begaan worden en dat als doorgangskamp voor concentratiekampen diende. Piet belandt door een te drieste verzetsdaad  in hetzelfde fort. Vanaf dan is dit een verhaal over het fort en hoe Karel en Piet zich daar gedragen.

Mario Boon kent het klappen van de zweep, en daarmee bedoelen we niet het folteren van gevangenen, maar hoe hij een verhaal in elkaar moet steken om spanning, drama en een historische achtergrond te verwerken. Ogenschijnlijk meer langs de neus weg dan pertinent geeft hij heel wat geschiedenis mee, maar bovenal primeert het verhaal van Piet en Karel. Mario had hun gemeenschappelijke voorliefde voor de bokssport nog wat nadrukkelijker kunnen uitwerken dan de terloopse scènes. Zijn aanpak is wat fragmentarisch, meer bedoeld om stil te staan bij sleutelmomenten, dan om een weidser verhaal te vertellen. Daar was nu eenmaal onvoldoende plaats voor. Hij slaagt er anders wel in om op 54 strippagina's een aansprekend verhaal op poten te zetten, naar onze mening zijn beste album tot nu toe.

Achterin het album zit een dossier met extra uitleg die bevattelijk is geschreven door Herbart Beyers en rijkelijk geïllustreerd is met diverse historische foto's, potloodtekeningen en illustraties van Mario Boon. Het boeide ons bij de eerste lezing van het album dermate dat we zelf het fort van Breendonk hebben bezocht. Lest we forget.

Lees ook: Mario Boon over Onze Oorlog

Na de Razzia (Laurent Bidot + Arnaud Delalande, Lauwert Uitgeverij, 2023)

Elf. Amper elf. Joseph Weismann was elf jaar toen hij met zijn ouders en zusjes gedeporteerd werd naar het Franse doorgangskamp Beaune-la-Rolande. Daar werd zijn vader direct afgevoerd naar Auschwitz. Zijn moeder en zusjes volgden wat later. Kinderen onder de twaalf jaar mochten van de Franse bewakers nog even achterblijven. Binnen een paar weken zouden ze wel verenigd worden met hun ouders. Joseph geloofde er niets van en wilde ontsnappen. Een paar barakken verder vond hij een andere stoere jongen, Joseph "Jo" Koganovitch, die het ook wilde proberen. Het lukt hen wonderwel. Anderhalf miljoen Joodse kinderen werden vermoord in de oorlog. Minus twee. Want zij hebben het overleefd. Elk apart vluchten ze verder. Tweeëntwintig jaar later krijgt Weismann een telefoontje. Koganovitch leeft nog!

We zijn amper vier bladzijden ver in de beklijvende biografie van Joseph Weismann en de twee hoogtepunten van zijn leven zijn al verteld. We snappen er niets van. Hoe kan je op die manier nog een verhaal boeiend houden van een eenennegentigjarige die op zijn elfde al het strafste en ergste van zijn leven heeft meegemaakt. Toch slaagt scenarist Arnaud Delalande (Bloedkoninginnen, Surcouf,...) er moeiteloos in. Delalande laat de bejaarde Weismann het hele album lang terugblikken op zijn leven. Maar hij laat de dialogen zo over je heen stromen alsof Weismann nog de leeftijd had van die flashback. Zo is de ontsnappingsscène gekaderd door een oude man maar ‘gespeeld’ door een elfjarige en perfect te lezen door elfjarigen. Deze geweldige insteek, die Delalande ontleend heeft aan de film Titanic, werkt. Ook daar weet iedereen vooraf dat de boot zal zinken, maar toch bleef je verrast door de verhaalaanpak van de bejaarde Rose. We hebben dan ook zijn Na de Razzia verslonden. We werden er geregeld stil van en bleven vol bewondering van wat Weismann ook vandaag nog elke dag doet om deze schandelijke bladzijde van de mensheid nooit te doen vergeten.

We vonden Na de Razzia een beklijvende, straffe biografie met een Holocaustinsteek die we nog niet kenden. Maar het is pas nadat we zelf meneer Weismann hoorden getuigen* en we nadien Na de Razzia herlazen dat de strip echt binnenkwam. Meer nog, het wat saaiere gedeelte van Na de Razzia mocht voor ons nu nog honderden pagina’s dikker zijn. Wat een leven! Wat een vent! Laat zijn strijdleuze "Aanvaard nooit het onaanvaardbare" je voor eeuwig bijblijven. Op de persconferentie vroeg iemand of Na de Razzia verplichte schoollectuur moest worden. Misschien wel ja. Ja. Echt wel.

Lees ook: Interview met Joseph Weismann en de auteurs van Na de Razzia

Het Onvoorstelbare Verbeeld (diverse auteurs, Scratch Books, 2024)

Dit album presenteert tien korte verhalen over de Holocaust en de desastreuze gevolgen ervan voor heel wat Joden en zigeuners van de Sinti- en Roma-gemeenschap. De verhalen zijn in beeld gebracht door overwegende Nederlandse tekenaars die hun sporen al verdiend hebben met andere albums, de ene al wat meer dan de andere. Het gaat om B. Carrot, Wide Vercnocke, Erik de Graaf, Guido van Driel, Melanie Kranenburg, Milan Hulsing, Sterric, Jennifer Daniel, Jeroen Janssen & Arezoo Moradi en Tobi Dahmen. De typische en verschillende stijl die elke tekenaar hanteert, is meteen herkenbaar uit diens eerder werk.

Zo begint het album met een kleurrijk verhaal van Carrot (Niet in mijn Achtertuin) waarin de Nederlandse regering in de loop van 1939 start met de bouw van een aantal barakken, het Vluchtelingenkamp Westerbork, voor de opvang van Joodse vluchtelingen. Het voelt als een zedelijke verplichting om het geweten te sussen. In juli 1942 wordt het kamp overgenomen door de nazi’s en wordt het een Durchgangslager.

Het volgende verhaal, Alphons, van Erik de Graaf gaat over het jongetje Alphons dat als wees in het kamp is terechtgekomen nadat zijn vader en moeder weggevoerd werden naar Duitsland. Een tante zal er uiteindelijk voor kunnen zorgen dat hij vrijgelaten wordt met het bewijs dat hij geen Jood is. 

Wat de verhalen zo indringend maakt, is dat het telkens om persoonlijke belevenissen gaat, gebaseerd op waargebeurde feiten. Na elk verhaal van acht tot tien pagina’s volgt er namelijk een duidelijke toelichting die de ware geschiedenis verklaart met verwijzing naar de geraadpleegde bronnen.

Verschillende verhalen spelen zich af in Nederland en België en brengen zo het Nederlandse Kamp Westerbork en de Belgische Kazerne Dossin onder de aandacht, allebei doorgangskampen die een rol hebben gespeeld in de deportaties vanuit onze landen naar Auschwitz-Birkenau en het concentratiekamp Neuengamme.

Achterin volgt een essay van prof. dr. Kees Ribbens over het belang van stripverhalen om de oorlogsmisdaden van de nazi’s makkelijker bespreekbaar te maken en onder de aandacht te brengen. Als klassieker hiervoor wordt verwezen naar Maus van Art Spiegelman.

Een nuttig en mooi album dat ons nog even laat nadenken over het belang van het innemen en verdedigen van het juiste ethisch standpunt bij eender welk conflict.

De Bibliothecaresse van Auschwitz (Loreta Aroca + Salva Rubio naar de roman van Antonio Iturbe, Uitgeverij De Fontein, 2024)

Van scenarist Salva Rubio verschijnen sporadisch strips in het Nederlands. Hij bewerkte de levens van Edgar Degas, Django Reinhardt en Claude Monet tot geslaagde one-shots. Zijn trilogie De Zazous loopt momenteel bij Lauwert Uitgeverij

Ook in De Fotograaf van Mauthausen en deze De Bibliothecaresse van Auschwitz behandelt hij gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Dit prachtige verhaal vertelt over het veertienjarige meisje Dita die met haar ouders in het beruchte concentratiekamp belandt en er voor de ogen van de nazi's een schooltje opzet. Hoewel boeken streng verboden zijn, verbergt de jonge Dita met gevaar voor eigen leven de kleinste en meest kostbare bibliotheek die ooit heeft bestaan. 

Gebaseerd op de roman, een wereldwijde bestseller, van de Spaanse journalist Antonio Iturbe. Hij schreef het naar aanleiding van een reeks interviews met de Holocaustoverlevende Dita Kraus. Voor de Spaanse tekenaar Loreto Aroca is het haar stripdebuut. Meteen door de grote poort.

Vaarwel Birkenau (Cesc / Efa / Roger Sole + Victor Matet / Jean-David Morvan, Standaard Uitgeverij, 2024)

Ginette Kolinka is een overlevende van het uitroeiingskamp van Auschwitz-Birkenau. Het is ietwat minder gekend dan het hoofdkamp van Auschwitz wat verderop. Met zijn spoorweg die tot in het kamp liep en de sinistere leuze boven de toegangspoort, had het kamp van Birkenau aanvankelijk een kortere spoorroute. Het waren gedeporteerden zoals Kolinka die al dwangarbeidend deze spoorweg moesten uitbreiden. Dat Birkenau een nevenkamp was van het grotere uitroeiingskamp van Auschwitz wil overigens helemaal niet zeggen dat Birkenau in gruwel moest onderdoen voor het hoofdkamp, zoals overduidelijk uit Kolinka’s getuigenis blijkt. De rusteloosheid die Kolinka aan de kampen overhoudt, lijkt ze deels kwijt te kunnen in het onvermoeibaar getuigen in scholen doorheen heel Europa.

Die getuigenis zit nu dus ook in een strip vervat. Maar er is meer. Eigenlijk zit de uitdaging voor de auteurs in iets anders. Ze willen een flashbackgetuigenis geven van Kolinka’s Holocaustoverleving, maar evengoed willen ze benadrukken hoezeer Kolinka haar latere leven in het teken heeft gesteld van getuigen, van onderwijzen en (her)opvoeden, van het voorkomen van het heropleven van haat en onwetendheid.

Aan scenarist Jean-David Morvan en co-scenarist Victor Matet de uitdaging om deze overlevingsgeschiedenis uit de doeken te doen en tegelijk ook dat latere engagement te tonen, zonder dat het ene het andere verhalend overstemt. Daar slagen ze deels in. Op momenten waarin je meer flashback zou verwachten, doorkruist een herinnering uit een rondleiding het verhaal. En omgekeerd. Tijdens een getuigenis op een school wordt overgegaan naar een flashback, maar wanneer die volledig op tempo is en het verhaal zou kunnen dragen, wordt er terug geswitcht naar het heden. Meestal wordt dat evenwicht mooi bewaard, maar voor sommige scènes draagt geen van beide perspectieven voldoende het verhaal waardoor je voor beide benaderingen met vragen kan blijven zitten.

Grafisch werkt die overgang sowieso wel vlekkeloos. De Spaanse samenwerking tussen Efa (Monet, Django - Vonken en Vuur) en Cesc, met inkleuring van Roger Sole, resulteert in dromerige tekeningen. Maar vergis je niet, ze verhullen de hardheid van het thema niet. Om dat wat op te vangen, wordt er zelfs voor hele slimme oplossingen gezorgd.  De schaduwcontouren van lotgenoten in de kampen zorgen ervoor dat de aandacht naar Kolinka gericht wordt en bovendien versterkt dit de boodschap van verontmenselijking, zonder visueel te direct te hoeven zijn. Een knappe grafische vondst die meteen ook psychologisch het verhaal een extra lading geeft.

Getekend door de Holocaust (Tamia Baudouin + Théa Rojzman naar de reportages van Annick Cojean, Dupuis, 2025)

"1942, Polen. De nazi’s vallen het getto van Kovno binnen. Een jonge vrouw met een pasgeborene in haar armen kijkt angstig om zich heen. Bessie K: ‘Ik nam mijn mantel en wikkelde m’n baby erin. De Duitsers zeiden ‘links’ of ‘rechts’, maar ik liep rechtdoor. De baby kreeg geen lucht en begon te huilen. Toen riep een Duister mij terug en zei ‘Wat heeft u daar?’ Ik wist niet wat te doen want het ging allemaal zo snel. (...) Ik gaf hem het pakket en heb het nooit meer teruggezien.’"

Het bovenstaande is een van de vele getuigenissen van overlevenden van de vernietigingskampen, verzameld door Annick Cojean, al meer dan veertig jaar een vooraanstaand verslaggeefster voor de Franse krant Le Monde. In 1996 kreeg ze de Albert Londres-prijs voor Les Mémoires de la Shoah. Deze teksten krijgen in dit album een nieuwe dimensie met de stripbewerking door tekenaar Tamia Baudoin en scenarist Théa Rojzman.

1 of 34